Examen voor landmeettechnicus N.L.F. 1968 Kaarttekenen I Tijd: 3 uur. a. Een veldwerk kaarteren op schaal 1 250 op Schoellers Parole; het ruitennet (met ruit- punten om de 8 cm!) en de grondslagpunten zijn reeds uitgeprikt. b. De figuratie, ruit- en grondslagpunten en de noordpijl, alsmede een noordgericht kader inkten. c. De tekening in inkt beschrijven, leesbaar in de noordrichting, volgens gegeven aanwijzin gen. Kaarttekenen II Tijd: li uur. a. Een gegeven kadastrale situatie calqueren in inkt op transparant papier. b. De perceelnummers en bijpijlingen op ka dastrale wijze op de calque aanbrengen. c. Overige beschrijving volgens gegeven aan wijzingen. d. Een noordpijl op de calque aanbrengen. Opgave 2 2a. In het algemeen zal men een hoekmeting één of meer keren herhalen. Waarom? 2b. Tijdens het meten van een serie richtingen in één standplaats blijkt dat de bel van het niveau van de theodoliet niet meer in speelt. Welke maatregelen neemt u? 2c. Wat verstaat u onder de indexfout van de verticale rand van een theodoliet met al- hidade-niveau? Hoe elimineert men deze indexfout? Opgave 3 Geef een beschrijving van het gebruik van de compensatiepoolplanimeter en de schijfpool- planimeter, waarbij de volgende punten ter sprake moeten komen. a. Opstelling van het instrument t.o.v. de fi guur, waarvan de oppervlakte bepaald moet worden. b. Absolute en relatieve planimetrering. c. Een onderlinge vergelijking van deze twee planimeters. Landmeten en waterpassen Tijd: li uur M B Opgave 1 In bijgaande figuur is een schematische door snede getekend van een astronomische kijker. Een stralenbundel, uitgaande van het midden M van het voorwerp v, dat loodrecht op de op tische as staat, treft het objectief tussen de punten A en B. Construeer het verloop van deze stralenbundel door de astronomische kijker. Landmeetkundige berekeningen Tijd: met rekenmachine 3 uur; met log. tafel 3è uur. De punten H, A, B, C en D van de hieronder getekende veelhoek bevinden zich in het weg dek van een ter plaatse aanwezige weg. AB en T BC zijn horizontaal, HA bezit een constante helling van 4 gr met de horizontaal (A ligt hoger dan H) en CD heeft een constante hel ling van 8 gr met de horizontaal (C ligt hoger dan D). T is een hoog gelegen punt. 250 VOORWERP A OBJECTIEF OCULAIR OPTISCHE AS F. OBJ. F. OC H- F. OBJ. F. OC.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 22