In fig. 4 zien we dat de cirkels elkaar raken op het verlengde van SM b). Alle cirkels stellen dus ook nu weer golven voor die op hetzelfde moment in de fase 0° verkeren. De fase in M is echter ongelijk aan de fase in S. Indien we de volgende notaties invoeren: afstand Masterontvanger l\i afstand Slave ontvanger afstand MasterSlave b fase in de Master 9oM fase in de Slave 9?, fase van het Mastersignaal in een punt P (pnt(P) fase van het Slavesignaal in een punt P q>.,(P faseverschil A <P dan kunnen we voor een willekeurig punt A op het verlengde van b het volgende formu leren (fig. 4), 1) cps (A) 360° 99., 2) <pM (A) 360° - cpM Daar het faseverschil in A 0° moet zijn, is dus 99S A)—(pu (A) - 0° of Oo =-k=k36 Q0_<Pt <pH waaruit volgt: 9os9oM ',s - 360° waarin lsIm b of: Acp(s-M) y 360° (II) We zien dus dat de synchronisatie bepaald wordt door de basislengte b, die we uit de coördinaten van Af en 5 vinden, en de golf lengte 1. Voor een willekeurig punt B in het patroon geldt: 1) <p„ (B) =-y-.360°-q>„ 2) cps (B) -y-360°~cps A(P(M-s) (B) =ljd=~s360°(<pu<ps) A<P(m—s) (B) 360°A<P(m—S) substitutie van form. II geeft: Aq>(M-s) (B) ljl=^ 360° y 360° of: A<P(M-S) (B) b lu~l' 360° (III) Deze formule is algemeen geldig voor ieder willekeurig punt in het patroon, mits de syn chronisatie zodanig is, dat het faseverschil op het verlengde van de basislijn 0°. Daar we niet in graden doch in decimalen het faseverschil meten, stelt dus het lane-nr. LB van het punt B voor. Form. (Ill) is voor ieder willekeurig punt (i) dus te schrijven als A, (IV) waarin lM en variabel zijn. Opmerking: is tot op een 0,01 lane nauw keurig af te lezen. Zoals we reeds opmerkten geldt form. (IV) uitsluitend indien het faseverschil 0° is op het verlengde van de basislijn. Omdat het praktisch niet goed mogelijk is op dit basisverlengde het lane-nummer 0 in te stellen, wordt aan formule (IV) een optel- constante k toegevoegd, aangevende het lane- nummer van dit basisverlengde. We krijgen dan: L. b+lr-l, k (V) Na het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat zo'n patroon pas bruikbaar is, indien het in kaart is gebracht. De positielijnen van het oost en west patroon zijn dan immers te ver gelijken met het ruitennet op onze terrestrisch gemeten kaarten. De hydrografische opname is dan eenvoudig in te tekenen na aflezing van twee decometers voor ieder te kaarteren punt. Het is de taak van de Meetkundige Dienst om aan de Studiedienst te Baflo kaarten te ver strekken, waarop dit patroon is getekend. De in fig. 4 gevolgde methode voor het con strueren van de positielijnen is alleen geschikt indien M en de beide Slaves op één blad zou den vallen. Voor het oostelijk Wadden- en Eemsgebied moeten we echter meer bladen ge bruiken. In verband hiermede moest een rekenprogram ma worden ontworpen, waarna het patroon voor ieder blad berekend en gekaarteerd kon worden. De elementen die hierbij aan de rekenautomaat 235 j 6U A

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 7