in 1572 werd ingenomen, dat de Geuzen don Frederik in 1573 verhinderden Alkmaar te veroveren en dat Leiden in 15731574 werd belegerd. Alles wat daar vóór gebeurde, had dus plaats in de verenigde Nederlanden onder een éénhoofdig bestuur. Keizer Karei V was keizer van vrijwel geheel West-Europa. Kar- tografisch gezien was Van Deventer's tijd voor onze landen zeer belangrijk. Gemma Frisius (15081555) had reeds in 1533 in zijn „boexken" uiteengezet, hoe men met basis- en hoekmeting de grondslagen kon leggen voor een goede kaart, althans voor niet al te grote oppervlakken (vgl. F. v. Ortroy, Blo-biblio grafie de Gemma Frisius in: Mémoires de l'Académie Royale de Belgique, cl. des lettres, 2me série, t. XI (1920). Abraham Ortelius (15271598), over wie men in het werk van Leo Bagrow, Abr. Ortelii catalogus cartographorum /-//, Gotha 1928 1930, veel belangwekkends kan vinden, gaf zijn hoofdwerk, de wereldatlas Theatrum or- bis terrarum, uit in 1570, in de tijd dus dat Van Deventer nog druk bezig was met zijn stadsplattegronden. Gerard Mercator (15121594), zo treffend beschreven door Dr. J. V. Raemsdonck te St.- Nicolas (in zijn boek van 1869 „Gerard Mer cator, sa vie et ses oeuvres"), evenals Van Deventer een geniaal leerling van Gemma Fri sius, wachtte na de dood van onze kartograaf nog tien jaar, alvorens hij zijn volledige atlas deed verschijnen. Temeer, omdat wij van Mercator weten, met hoeveel zorg en wetenschappelijke ernst hij zijn kaarten bewerkte, is het o.i. voor Van Deventer een eer, dat ook in Mer- cator's atlas zijn wandkaarten (zij het dan verkleind) zijn opgenomen. Christiaan Sgroten (15321608) van Kleef, die wij vooral beter leerden kennen uit zijn eigenhandig gemaakte atlassen, vervaardigd in opdracht van Alva en Filips II (deze kaart boeken zijn nog in Brussel aanwezig) en door de bij de uitgeverij E. J. Brill te Leiden onder auspiciën van het KNAG in 1961 gepubliceerde portefeuille „Chr. Sgroten's kaarten van de Nederlanden, S. J. Fockema Andreae en B. v. 't Hoff", had in 1568 zijn grote opdracht van Alva ontvangen. Ook Sgroten gebruikte bij de uitvoering van ziin levenswerk Van Deventer's kaar ten, zii het dan met zijn eigen nauwkeurige aanvullingen. Joost Jansz. Beeldsnijder (15411590), een Amsterdammer, behoorde eveneens tot zijn tijdgenoten. In Van Deventer's sterfjaar kwam Beeldsnijder's kaart van het Noorder kwartier gereed. Ook Beeldsnijder maakte in die tijd al gebruik van hoekmeting. Naast deze noemen wij nog enkele anderen als Gerard de Jode of Judaeis (15081591), wiens atlas Speculum orbis terrarum", le editie, uitkwam in 1578 (in een door het pu bliek blijkbaar minder gewaardeerde uitvoe ring), en Lucas Jansz. Waghenaer (ca. 1534 1593), die in 15841585 zijn „Spieghel der Zeevaerdt" in het licht gaf, tijdens Van De venter's leven vele reizen maakte en reeds in 1577 een stadskaart van zijn geboortestad Enkhuizen voltooide. Vergeten wij tenslotte ook niet Floris Bal- thasar van Berckenrode, die een opgroeiende jongen van een jaar of 12 was op het einde van Van Deventer's bestaan en die door zijn tussen 1608 en 1615 op schaal 1 30000 vervaardigde kaarten van de grote Hollandse hoogheemraadschappen een eervolle plaats inneemt in de rij van hen, die de landmeting en de kartografie beoefenden in de 16e eeuw. Zijn verkleinde kaarten, bewerkt door zijn zoon, vonden later een goede plaats in de zeldzame atlassen van Hondius en Blaeu, over wie wij schreven in Geodesia 1964-2 en 1965-2. De periode van de primitieve kartografie ligt al achter ons. Behalve een nauwkeuriger en uitgebreider astronomische plaatsbepaling werd omstreeks Van Deventer's leven een voor niet te grote gebieden bruikbare meet methode ontwikkeld, waarvan wij een eerste beschrijving vinden bij Gemma Frisius (Reg- nier), eerder genoemd in diens „Libellus de locorum describendorum ratione opge nomen in de uitgave van Peter Apian's „Cos- mographie" van 1333. Vooral de Duitser Se bastian Munster moet worden gezien als één dergenen, die aan deze (toen) moderne me thode bekendheid gaf. In de bloeitijd van de kartografie heeft zeker ook Jacob van Deventer meegewerkt aan die ontwikkeling. Naast Christiaan Sgroten was hij met enkele andere Zuid-Nederlanders de kartograaf van zijn tijd. Zijn metingen geschiedden voornamelijk in opdracht van plaatselijke- en provinciale autoriteiten. Voor ons land omvat zijn arbeid het gehele gebied zoals dat er tussen 1535 en 1570 uit zag. Geen land kon toen reeds bogen op een zo volledige kartografische weergave van land en steden. Hij gebruikte voor zijn grote kaarten de schaal 1 180000. 274

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 14