Uit een artikel van F. A. Hoefer in Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel"le deel, 349 en 2e deel, 112 blijkt dat Van Deventer in 1545 een „caerte van Frieslandt" maakte (ook deze is door oorlogsgeweld tenietge- gaan). Door de landmeter J. van Geelkerck werd daaruit voor het vorstendom Gelre en Graeffschap Zutphen op 16 marti 1665 een uittreksel vervaardigd om o ver te leggen bij een onderzoek naar bijzonderheden van het voormalig klooster ter Hunnepe. De me ning van Mr. J. I. van Doorninck, als zou be doeld uittreksel aan een ander stuk ontleend zijn, is later wel onjuist gebleken. Het is jammer, dat van al dat prachtige werk dus bijna geen enkel oorspronkelijk stuk meer te vinden is. In 15761577 waren Holland, Gelderland en Friesland nog aanwezig in het Escorial bij Madrid. Maar blijkbaar waren ze omstreeks die tijd al heel moeilijk te vinden: immers, Gerard de Jode te Antwerpen gaf in of vóór 1568 een kaart van Brabant uit, die blijkens zijn mededelingen op dat stuk, een ge zuiverde bewerking was van een Italiaanse na volging van v. Deventers werk. En in 1565 publiceerde dezelfde een kaart van Holland, die eveneens als een bewerking van v. Deven ter mag worden beschouwd. Ook Ortelius heeft blijkbaar geen oorspronkelijke stukken van v. Deventer kunnen vinden, getuige het feit, dat Brabant en Holland in zijn Theatrum 1570 naar werk van De Jode zijn vervaar digd. En Ortelius zocht steeds voor zijn atlas sen de beste kaarten! Wel zijn er ook afdrukken, maar dan met ver schillende wijzigingen, door Dr. W. Ruge op gespoord in Duitse verzamelingen, naar welke dan in 1941 door B. v. 't Ho ff in „Jacob van Deventer. De kaarten van de Nederlandse provinciën in de 16e eeuw" wordt verwezen (opgeborgen in portefeuille. Afbeelding op ware grootte). Ortelius noemt ze in „Catalo gus auctorum", toegevoegd aan zijn in 1570 (en later) gedrukte wereldatlas. Hij vermeldt daarbij, dat ze in Mechelen werden uitgege ven. Verkleind komen ze voor in Fred. Mul ler, Remarkable maps of the 13th16th and 17th centuries A'dam 1897 en bij Petro Opmeers „Opus chronograpbicum orbis uni- ■versi", Antwerpen 1611, beide ontleend aan werk van de Italiaan Tramezzino, die ze in 1556 of 1558 in Italië van kopergravures drukte. Van de werkwijze, die Van Deventer volgde, is vrijwel niets bekend. Geodetisch en mathe matisch was hij zeker bekwaam genoeg en het lijkt er op, dat hij belangrijke torens en her kenbare hoogten (Lemelerberg) e.d. wel in zijn metingen opnam. Dorpen zonder (zichtbare) torens schetste hij in het kader of nam die over van ouder materiaal, dat hij meermalen gebruikt moet hebben, om snel genoeg te kun nen opschieten. Wij mogen aannemen, dat hij bij lengtemetin gen op het terrein de „slappe coorde off lijne van tien roeden" hanteerde, zoals ook de hier eerder genoemde Amsterdamse kaartmaker Beeldsnijder bij het samenstellen van zijn Am- stelland-kaart (hoewel verschillende schrijvers als Morgenster en Van Nispen, reeds de dun ne stalen meetketting kenden en wel reeds van 1530 af). Van Deventer kon snel werken. Dat blijkt o.m. uit zijn Gelderlandkaart (een keizerlijke opdracht), die in 1543 uitkwam, in het jaar dus waarin Gelderland bij het tractaat van Venlo onder direct gezag van zijn opdracht gever kwam. Wel was er reeds veel van het gebied bekend, maar nog meer detailwerk restte. Dat hij speciaal melding maakt van het gedwongen minder nauwkeurig intekenen van de kwartieren van Zutphen, is, dachten wij, wel een bewijs van zijn betrouwbaarheid. Het hinderde hem blijkbaar dat tijd voor een betere afwerking ontbrak. Zowel J. F. Nier- meyer in „Zur Geschichte der Kartographie Hollands in: Programma Erasmiaansch Gymnasium, cursus 18931894, Rotterdam, als J. Keuning in art. „De kartographie van Friesland tot 1600" in tijdschr. KNAG, 2e serie, XXXI (1914) zijn van mening, dat bij vergelijking met modern werk, de kaarten van Van Deventer betrouwbaar kunnen worden geacht. Jammer is het wel, dat de rivieren en o.m. ook de Friese meren met veel minder zorg werden weergegeven. Overigens zijn de fouten in de ligging der steden op Van Deven ters landkaarten niet groter dan op de beste kaarten van Holland uit de 17e en 18e eeuw. Misschien werden ook de waterlopen (met de veel te geringe bochten) van ouder materiaal overgenomen of ingeschetst. De Zuiderzeekust is weer meer natuurgetrouw in kaart gebracht. Lodewijck Guicciardini, die later in Antwer pen werkte als „landbeschrijver", noemt hem in zijn „Descrittione di tutti i Paesi-Bassi" een grandissimo geografo. De eretitel „vader van de Nederlandse geografen" is hem zeker te recht toegekend en men zou de geschiedenis van de Nederlandse kartografie met Van De venter kunnen laten beginnen, als men be- 278

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 18