Wij kennen daarna de correspondentie van
Hopperus (die in 1566 naar Spanje ging als
Raad voor Nederlandse zaken) van 28 juli
1570 af. Hij vraagt aan Viglius, met de ver
zending van Van Deventer's stedekaarten naar
Spanje spoed te betrachten, als ze gereed zijn.
Op 28 aug. antwoordt V., dat het werk nog
niet zo ver is en herinnert H. er aan, dat de
koning de betaling moet bevorderen. Hij
spreekt de vrees uit, dat onze geograaf, die nu
al 12 jaar van zijn leven aan het grote werk
besteedde, wel eens ziek kan worden en ster
ven. Op 6 nov. stuurt H. twee brieven van de
koningster doorzending. Op 8 dec. bedankt V.
Het is 9 febr. 1572 als V. schrijft dat Van
Deventer werkelijk oud geworden is tijdens de
uitvoering van het werk en het plan opvatte,
daarna rust te nemen. Weer dringt hij aan op
regelmatige betaling. Op 8 dec. 1572 is de
arbeid klaar en op 22 jan. 1573 schrijft H. dat
Z.M. erg blij is met dat bericht. Hij vraagt
alles op de veiligste manier over te brengen
naar Madrid.
Intussen wordt Mechelen ingenomen door
Oranje, maar reeds in oktober 1572 nemen de
Spanjaarden het terug. Vele Belgen wijken
uit. Van Deventer schijnt in 1573 te Brussel
geweest te zijn. Omdat het ook daar onrustig
was (woelingen wegens de heffing van de 10e
penning), trok hij zich terug. Op 16 nov. 1573
cchriift V. dat hij Van Deventer dacht te vin
den in Dordrecht en „omdat Dordrecht door
de Geuzen was afgevallen" vreesde hij voor
het kaartmateriaal, maar spoedig bleek het
dat hij naar Keulen was gevlucht. Hij vroeg
Van Deventer, al het verschuldigde van hem
te willen aanvaarden en met zijn werk terug
te keren.
De volgende brief die wij kennen, is gedateerd
6 jan. 1575. V. schrijft naar Madrid: ik heb er
steeds bij Van Deventer op aangedrongen, zich
van zijn plichten te kwijten en op 15 febr.
meldt hij, dat Van Deventer hem beloofd
heeft, de volgende maand in Mechelen te zijn
om het werk, verdeeld in drie delen, te bren
gen
Het liep anders, want op 13 mei 1575 zegt V.
aan H., dat men hem drie dagen geleden het
overlijden van de kartograaf heeft meegedeeld
(op de achterzijde kaart Deventer in deel 3
(1581) van het stedeboek Braun en Hogen-
berg „Civitates orbis terrarum" staat: hat
ihn der Todt zu Cölln übereilet).
Op 13 juli 1575 vertelt V. dat hij aan de
Keulse magistraat vroeg, de kaarten aan hem
of aan iemand anders te sturen, om die dan
door te geven aan Z.M. Een brief van 19 okt.
bevestigt, dat de drie delen te Brussel aange
komen zijn:
„L'oeuvre est certainement digne a S.M. et
elle de regrettera point les dépenses qu'il a
fallu faire", zegt de tekst. Maar op 7 nov.
schrijft V. aan H. dat hij nog wacht op een
veilige verzendmogelijkheid. Spoedig daarna
op 15 dec. 1576 overleed H. te Madrid
en V. volgde op 8 juni 1577, terwijl Don Juan,
de nieuwe landvoogd, die de kaarten bij Vig
lius in beslag had genomen, in 1578 van het
toneel verdween.
Zoals gezegd, twee van de drie delen zijn nog
in Madrid. De afmetingen van de band zijn
44 bij 29 cm. Overal is hetzelfde papier ge
bruikt (watermerk druivetros). De schutbla
den hebben een bok in het watermerk en de
naam Edmon Dense (op dergelijk papier zijn
ook de minuten gesteld).
Een merkwaardigheid is het, dat Van De
venter eerst alle stadskaarten afmaakte tot
aan de afwerking toe: immers op 8 dec.
1571 (of 1572) schrijft Viglius uit Brussel
aan Hopper over het gereedgekomen kaart
werk, maar „dat hij het nu met versie
ringen zal verluchten." Hopper's ant
woordbrief bevestigt dat, waar hij zegt:
Hij (de koning) draagt mij op U te schrij
ven om de resterende werkzaamheden met
spoed te willen verrichten.
Logischer en voor het Spaanse bewind
zeker doeltreffender was het geweest dat
kaart voor kaart was behandeld en afgeleverd.
Nu kwam een en ander te laat voor het doel.
De plattegronden hebben niet gediend voor
het stedeboek van Braun en Hogenberg, dat
na 1570 uitgegeven is. Men vermeldt dat ten
onrechte. Wel hebben er zeker betrekkingen
bestaan tussen Van Deventer, die meer dan
30 jaar in Mechelen woonde en Frans Hogen
berg, Hendrik Pontanus e.a. en het is dus zeer
wel mogelijk, dat Van Deventer aan Hogen-
berg( tegen betaling) toestond, zijn werk na te
graveren. (Viglius vreesde iets dergelijks blij
kens de correspondentie.)
Van de meeste oorspronkelijke kaartjes is een
kopie vervaardigd, waartoe hij met een naald
de lijnen doorprikte op een schoon vel. Vele
stukken zijn dan ook doorzeefd met fijne
gaatjes. Van enkele bestaan in Nederland zo
wel de minuut als de carton (het 2e exem
plaar). Ik noem b.v. Amsterdam, in het Rijks
archief te Haarlem.
Voor wat de Hollandse steden aangaat, heeft
G. de Vries betoogd dat zij, zonder uitzon-
282