Theoretische beschouwingen over een lokale nauwkeurigheidswaterpassing (gedeelte uit mijn verhandeling voor het Ing.-examen) door K. Wagenaar Ing. Inleiding: Primaire metingen en de plaats van de nauwkeurigheidswaterpassing daarin. Hoofdstuk 1: Enkele theoretische beschou wingen over de waterpassing als zodanig. Hoofdstuk 2: De aansluiting aan het N.A.P. Inleiding Reeds in het begin van mijn 10-jarige loop baan als landmeter bij de Gemeente Dordrecht bleek mij, dat bij hoogtemetingen van een hoge nauwkeurigheid de toepassing van de even redige vereffening tussen bekende hoogtemer- ken moeilijkheden gaf. Zelfs met gebruikmaking van een nauwkeurig waterpasinstrument (Wild N3) en streep- baken van invar bleek de sluitterm dikwijls groter dan 3 VL mm L lengte der water passing in km). Bij herwaterpassing bleek dan de sluitterm een overeenkomstig beeld te ver tonen. Verzakking van één of meer van de aansluitingsbouten scheen meestal de oorzaak te zijn, maar het was veelal niet mogelijk hierover zekerheid te verkrijgen. Gingen we, zoals bij deformatiemetingen ge bruikelijk is, bovendien na verloop van tijd de gehele waterpassing herhalen, dan werd het ondoenlijk te concluderen of bepaalde verschillen het gevolg waren van werkelijke zakking, van onnauwkeurigheid in de meting of van zakking van de aansluitingspunten (in het laatste geval is er sprake van schijnbare rijzing der controlepunten). Het was duidelijk dat in de eerste plaats de waterpassing als zo danig in deze gevallen van de hoogste nauw keurigheid diende te zijn. Daardoor kwam ik op de gedachte de methode van meten bij primaire metingen eens na te gaan om mijn inzicht in deze problematiek te verdiepen. De primaire metingen zijn te onderscheiden in drie fasen van uitvoering. Als eerste fase kennen we het doen van waar nemingen. Zodra we de waarnemingen in het terrein hebben genoteerd komen we aan de tweede fase: het uitvoeren van bepaalde be rekeningen. Aangezien we ons nu beperken tot de primaire metingen kunnen we stellen, dat we relatieve waarden gaan berekenen. Pas in de derde fase gaan we „aansluiten" en werken met absolute waarden. In zijn algemeenheid kunnen we twee soorten waarnemingen onderscheiden: de richtings meting, de lengtemeting en de combinatie van deze twee soorten in de waterpassing en hoog temeting. We krijgen dan het volgende over zicht: 263 richtings meting lengte meting waterpassing en hoogte meting le fase: de gemeten de gemeten de gewater waar richtingen lengte- paste hoogte nemingen getallen verschillen 2e fase: de berekende de ver de relatieve relatieve hoeken evt. houding der waterpassing waarden met lengte eventueel vereffening getallen vereffend eventueel vereffend 3e fase: invoering invoering invoering absolute van het van de van het waarden argument lengte-een vergelijkings- heid b.v. de vlak (het standaard N.A.P.) meter

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 3