gen gebruikt om door middel van een fouten-
vereffening de meest waarschijnlijke hoogte
verschillen te verkrijgen. We bereiken dan
tevens, dat de invloed van de toevallige fou
ten zo klein mogelijk wordt. De bepaling der
standaardafwijking dient dan weer om te con
stateren of deze toevallige fouten binnen be
paalde toleranties blijven. Hieruit volgt, dat
we waarnemingen zo goed mogelijk moeten
verlossen van de grove, constante en systema
tische fouten en de toevallige fouten moeten
verkleinen door het opvoeren van de nauw
keurigheid.
C. De voorzorgsmaatregelen ter voorkoming
van deze fouten.
Ie. De grove fouten worden ontdekt door de
middendraad na iedere aflezing te controleren
met de boven- en onderdraad, door de water
passing per sectie, traject en/of kring in heen-
en teruggang uit te voeren en door per sectie
twee onafhankelijke waterpassingen uit te
voeren.
2e. De constante fouten worden opgeheven
bij het aftrekken van voor- en achteraflezing.
3e. De systematische en toevallige fouten zul
len we gezamenlijk behandelen.
We zien als oorzaken hiervan:
3a. het niet evenwijdig lopen van de richtlijn
en de vizierlijn van het instrument;
3b. wijziging van de scherpstelling der kijker
tussen de achter- en vooraflezing;
3c. de relatieve nulpuntfout in de baken;
3d. de invloed van de refractie en de ondu
latie op de vizierlijn;
3e. afwijking van de refractie bij een helling;
3f. zakking (rijzing) van de opstelpunten van
de baken;
3g. zakking (rijzing) van het opgestelde in
strument;
3h. oog- en schattingsfouten van de waar
nemer;
3i. de invloed van de wijziging der tempera
tuur op het instrument en eenzijdige verwar
ming van het instrument;
3i. de toevallige nulpuntsfout der baak;
3k. de schaalfout der baak (schijnbare schaal-
fout door ontregeld baakniveau of reële
schaalfout in de verdeling).
De meeste voornoemde fouten worden reeds,
met hun remedie, behandeld in de elementaire
lessen over waterpassen. We zullen daarom
slechts in het kort de belangrijkste voorzorgs
maatregelen de revue laten passeren.
Waterpassen uit het midden is van belang
voor het niet evenwijdig lopen van de richt
lijn en de vizierlijn, wijziging der scherpstel
ling van de kijker tussen de voor- en achteraf
lezing en de invloed van de refractie, de on
dulatie en de aardkromming (3a, 3b en 3d).
Het gelijk maken van som achter- aan
som vooraflezingen is alleen van belang
voor een ontregeld instrument (3a).
Waterpassing per sectie in heen- en teruggang
waarbij tevens steeds in de volgende slag de
volgorde van voor- en achteraflezing wordt
verwisseld ter eliminatie van de zakking (rij
zing) van de opstelpunten der baken en het
opgestelde instrument (3f en 3g).
De grootte van deze zakking (rijzing) verloopt
ongeveer met de tijd. Snel waterpassen beperkt
daardoor deze zakking (rijzing). Het maken
van een even aantal slagen per sectie is om de
relatieve nulpuntsfout op te heffen (3c).
Het laten staan der baak op het opstellings-
punt tijdens het verplaatsen van het instru
ment van slag n naar slag n 1 ter ophef
fing van de toevallige nulpuntsfout der baak
(3j). Systematische schattingsfouten bij het af
lezen op de baak komen in hoge mate voor bij
de E-baak en in iets mindere mate bij de die-
perinkbaak. Het aflezen op de blokjes van de
millimeter bleek volgens niet gepubliceerde
onderzoekingen door Ir. Waalewijn van de
Rijkswaterstaat aan regelmatige fouten onder
hevig te zijn; zo kreeg het aflezen van de mm
op een wit vlakje de voorkeur boven het af
lezen van de mm op een zwart vlakje. De af
lezing van de dmm was een farce. Deze fouten
kunnen niet opgeheven worden en ziin dus
merkbaar in de kringsluitfout. Dit probleem is
bij gebruik van de streepbaken van invar in
combinatie met de optische micrometer opge
heven (3h).
D. Het onderzoek van enkele foutenbronnen.
C3c: De relatieve nulpuntscorrectie der baak.
Dit onderzoek is door mij met twee streep
baken van invar, gebruikt bij de nauwkeurig
heidswaterpassing te Dordrecht, uitgevoerd.
Van één baak was het nulpunt eenvoudig te
verstellen doordat het onderste deel van de
baak met een schroef was bevestigd. Daardoor
kon tussen het aanzetstuk en de baak ter cor
rectie een stukje metaal worden geklemd. De
baken werden ieder op een stabiel punt ge
plaatst niet ver uiteen. Het hoogteverschil H1
werd vier maal gemeten; daarna werden de
baken verwisseld en de waarnemingen her
haald (H 2).
(gemiddelde H\ gemiddelde H2)
2
266