werd als correctie beschouwd voor de verstel bare baak. Daarna werd de meting herhaald voor controle. C3k: De schijnbare schaalfout der verdeling op de invarbaak tengevolge van een ontregeld baakniveau is niet op te heffen, zodat we ons baakniveau vooraf moeten controleren. Het onderzoek naar de reële schaalfout kan als volgt gebeuren: Monteer een standaardmeter op een horizon taal geplaatst raam. Maak een mogelijkheid de baak hieraan met een klein interval even wijdig te verschuiven. Zorg dat de standaard meter haaks over op de baak kan worden ge projecteerd. Monteer aan dit mechanisme een micrometer met nonius ter nauwkeurige af lezing van iedere afwijking ten opzichte van deze standaardmeter. Verricht nu metingen bij allerlei temperaturen. Herhaal deze metingen voor elke meter van de baak; daardoor zal men tevens een voldoende indruk krijgen aan gaande de nauwkeurigheid van de latverde- ling. Houd bij metingen met grote hoogtever schillen (Zuid Limburg, Veluwe) rekening met de gevonden correcties. Afwijkingen in de orde van 1 dmm per meter zijn normaal. C3i: De invloed van de wijziging der tempe ratuur van de omgeving op het instrument. Om tot een inzicht te komen hoe het instru ment reageert op snelle temperatuurswijziging (b.v. vanuit de schaduw in de zon of vanuit een verwarmd vertrek in de vorst), werd door mij met de Ni 004 uit Jena en de Wild N3 gelijktijdig en onder dezelfde omstandigheden een temperatuurproef uitgevoerd. (Zie mijn artikel in Geodesia 1961 nr. 10.) C3d: De refractie en de ondulatie. De refractie (breking) is afhankelijk van de temperatuurs- en drukverschillen in de lucht lagen. Hierbij zijn de temperatuursverschillen hoofdzakelijk van belang. Aangezien een kou de luchtlaag een grotere dichtheid heeft dan een warme luchtlaag, breekt een lichtstraal op de scheiding van warmere en koudere lucht volgens de wetten van Snellius. Een licht straal, die evenwijdig aan de normaal door luchtlagen van verschillende temperatuur gaat, zal dan ook geen refractie vertonen. Een lichtstraal, nagenoeg evenwijdig door deze lagen gaande, zoals hier te lande veelal het geval is, zal hier de maximaal mogelijke hin der van kunnen ondervinden; theoretisch be staat er zelfs kans op reflectie. De refractie is minimaal bij bewolkte hemel, vochtig of (mot) regenachtig weer (weinig temperatuursver schil in de diverse luchtlagen), bij wind of ondulatie (de luchtlagen worden geroerd, zo dat de temperatuur homogeen wordt). Ondu latie heeft echter weer de nadelen van ver groting der drukverschillen terwijl het on mogelijk is om bij sterke ondulatie nog nauw keurig waar te nemen. In dat geval kan water passen over warmte-absorberende ondergrond soms uitkomst brengen. Om een indruk te krijgen van de eventuele noodzaak de heenmeting 's morgens en de terugmeting 's middags uit te voeren heb ik een onderzoek ingesteld naar het gedrag van de refractie over enkele dagen tijdens de nauwkeurigheidswaterpassing te Dordrecht. Er werd met een vooraf nauwkeurig geregeld waterpasinstrument een doorgaande water passing uitgevoerd van punt 2 naar punt 9 (zie fig. 3) waarbij de punten 3 t/m 8 als over slagpunt werden behandeld. De punten 1 t/m 9 waren speciaal hiertoe aangebrachte merken. Vervolgens werd de waterpassing herhaald vanuit punt 1. De punten 2 t/m 9 werden nu in hoogte bepaald uit beide waterpassingen. Per punt werd het verschil tussen de 2 gevon den hoogten verminderd met de aardkrom- ming in de tabel weergegeven. Deze werkwijze is op verschillende tijdstippen en dagen her haald. Hieruit blijkt, dat de dagelijkse cyclus van de refractie ('s morgens 0, 's middags door de verwarming der onderste luchtlagen positief, daarna 's avonds weer 0 en 's nachts door de uitstraling negatief) relatief weinig invloed heeft. Mede door het gematigde, nogal wissel vallige weer met veelal een stevige wind heeft het, tenminste voor het herfstseizoen, geen zin rekening te houden met het tijdstip van de heen- of terugwaterpassing. Het is een bekend feit, dat de refractie in de herfst klein is; in andere jaargetijden zal een dergelijk onder zoek waarschijnlijk grotere verschillen op- 267 waferparss/'/igr A X A K 2* tvaéerpcrss/'ngr 3 4 86J Fig. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1968 | | pagina 7