„Wie ben ik"
Naar aanleiding van het artikel Naar een
Juridisch gebruikskadaster?" in Geodesia nr. 9
september 1968, bladzijde 215 en volgende,
waarin U onder andere bovenstaande titel
terugvindt, verzoek ik schrijver daarvan, om
bij gelegenheid een kort en duidelijk overzicht,
eventueel aangevuld met beantwoording van
vragen betreffende dat artikel, in één der vol
gende nummers van Geodesia te plaatsen. Wel
licht zullen dan vele lezers zo hier en daar de
samenhang tussen titel en artikel zien. Hoewel
veel Nederlandse tekst voldoende is toegelicht
en aangevuld met internationale citaten, blij
ven er voor mij nog enige vraagpunten over.
a. Wordt het aangevoerde bezwaar, dat een
kadastrale aanduiding, die in een pachtcon-
tract voorkomt, door vernummering niet meer
overeenkomt met de bestaande-, werkelijk als
een bezwaar gevoeld? Ook de kadastrale aan
duiding in akten, waarbij zakelijke rechten
worden gevestigd, zullen bij vernummering
niet meer met de bestaande kadastrale aan
duiding overeenkomen.
b. Wat moet onder „gebruikskadaster" wor
den verstaan? Mijn ervaring is, dat een goede
administratie en een grafische voorstelling,
die „bij" is nagenoeg onmogelijk is, tenminste,
bij gebruik van onroerend goed in algemene
zin.
c. Is het noodzakelijk, dat het kadaster ge
schiedenis maakt? Of bedoelt schrijver in de
belangstelling staan zoals bijvoorbeeld de ruil
verkaveling. Iemand die enige jaren ervaring
heeft bij een landmeetkundige dienst van het
kadaster zal het oneens zijn met de bewering,
dat de bijhouding van de geschiedenis van een
perceel flegmatisch is. Ik kan mij dit wel voor
stellen ten aanzien van sommige werkzaam
heden ten behoeve van de ruilverkaveling!
d. Op bladzijde 216 rechter kolom lezen wij:
„over het kadaster is inmiddels al veel ge
schreven maar slechts weinig gedacht". Een
krasse uitspraak, vermoedelijk in der haast
neergeschreven.
e. Wanneer men in betrekking tot een nogal
omvangrijke verhandeling één enkel wets
artikel noemt, dan is het niet uitgesloten dat
de materie uit verband wordt gerukt. Het noe
men van artikel 612 B.W. is niet voldoende;
in dit verband dienen onder andere ook ge
noemd te worden de artikelen 15683, 1584 en
1612 B.W., alsmede de artikelen 22, 23 en 24
der Pachtwet. De conclusie, die hieruit valt te
trekken is, dat de wet zowel de pachter, als
de huurder zekere garanties geeft; schaarste
aan grond en woningnood geven morele steun
bij een eventuele aktie tot handhaving in zijn
rechten. De woorden onrechtmatig en abso
luut zijn hierdoor overbodig geworden.
Dat de kadastrale kaarten niet „bij" zijn
is géén gevolg van het ontbreken van enige
aanleiding. De bewering van schrijver is on
juist. Wat de door hem genoemde gemeente
weg aangaat: deze kan en mag gemeten en in
kaart worden gebracht. Toestemming verleent
de Instructie Kadaster (I.K.) artikel 2c „de
terreinsveranderingen welke niet verband hou
den met de verandering in de eigendom of
andere zakelijke rechten of verandering in de
belastbare opbrengst, doch waarvan de voor
stelling op de kadastrale kaart nodig is, wor
den in de kadastrale stukken bijgehouden".
Artikel 183: „Belangrijke gebruiksgrenzen of
cultuurscheidingen die op het terrein duur
zaam en scherp zijn aangegeven, kunnen op de
kaart zijn voorgesteld, ook al zijn zij geen
perceelgrenzen".
Aangaande de gedempte stadsgracht is artikel
86 I.K. de oplossing, namelijk: „Wordt bij een
gewone-dienstpost op het terrein verandering
geconstateerd in een vroeger in kaart gebrach
te cultuurgrens die wel perceelgrens, doch geen
grens van zakelijk recht is, dan gaat de land
meter na of deze cultuurgrens noodzakelijk als
perceelgrens moet blijven bestaan; is dit het
geval, dan meet hij de verandering op; is dit
niet het geval, dan laat hij de cultuurgrens ge
heel of gedeeltelijk op de kaart vervallen".
Misschien heeft men bij het betrokken kantoor
het gezaghebbende woord planning met het
zwaard aan een zijden draadje vereenzelvigd
(instemming-ontstemming).
g. Misleidend is de zin: „Dit Obereigentum
wordt niet door de hypotheekbewaarder uit
geoefend, deze sanctioneert slechts verdragen"
(blz. 220 en 221). Bij aanbieding van een
akte tekent de hypotheekbewaarder voor ont
vangst, welke handeling géén enkele bijdrage
levert tot de waarde der akte. Van belang is
de registratie der akte (in- of overschrijving).
303