draagkracht van de grond ter plaatse (veelal
keileem en zeer fijn zand). Zodra de bouw ver
genoeg gevorderd is, wordt een aantal van cir
ca 10 peilmerken, regelmatig over de platte
grond verdeeld, of met een voorkeur voor bij
voorbeeld dragende kolommen, in de onder
bouw aangebracht. De punten worden genum
merd en in kaart gebracht. Vooraf is een
nauwkeurigheidswaterpassing verricht en zijn
in de omgeving van het object enkele merken
geplaatst of, indien reeds aanwezig, gecontro
leerd, die als uitgangspunten of reservepunten
kunnen dienen bij de te verrichten zettings
metingen.
Deze geschieden vanuit één bepaald merk, dat
bij voorkeur zodanig is gekozen, dat het zich
zo dicht bij het te controleren object bevindt,
dat de eventuele bodembeweging ter plaatse
gelijk zal zijn aan die ter plaatse van het
bouwwerk, met dien verstande, dat het merk
zich buiten de invloedssfeer van eventuele
bronbemaling en/of opstuwing moet bevinden.
Voorts dient de kans op individuele zetting
van het merk zelf gering te zijn. Daar in een
nieuw te bouwen wijk zelden of nooit aan
deze voorwaarden zal kunnen worden vol
daan, is de afdeling landmeten er in de nieuw
ste wijken toe overgegaan merken aan te bren
gen in speciaal voor dat doel geheide beton-
palen van het type dat ook voor de bouwwer
ken wordt gebruikt. De palen worden bijvoor
beeld in een toekomstige groenstrook ge
plaatst, ondergronds afgewerkt en blijven on
belast. Omtrent de stabiliteit van de op deze
wijze verkregen peilmerken kan momenteel
nog geen definitieve uitspraak worden gedaan.
Door de nu bekende waarnemingen worden
geen hoge verwachtingen gewekt.
Bij het vorderen van de bouw worden de
hoogten ten opzichte van NAP van alle con-
trolemerken in het bouwwerk opnieuw be
paald. Dit geschiedt in beginsel na het aan
brengen van elke verdiepingsvloer. De zet
tingen worden berekend ten opzichte van de
eerste bepaling. Op deze wijze wordt een in
druk verkregen, of eventuele zettingen bin
nen redelijke grenzen blijven en of zij al of
niet gelijkmatig over de plattegrond zijn ver
deeld. (Scheefzakken, breuk.) De resultaten
worden per object per merk in tabelvorm ge
administreerd en ter kennis van de belang
hebbenden gebracht. Na voltooiing van de
bouw worden de metingen nog geruime tijd
met toenemende tussenpozen voortgezet.
Voorwaarde voor dit alles is echter, dat het
uitgangsmerk als onveranderlijk kan worden
beschouwd. Blijkt het aan zetting onderhevig
te zijn de aard van de zetting is niet van in
vloed dan moeten de aan het object geme
ten zettingen worden vermeerderd met die
van het uitgangsmerk. Daar het praktisch on
uitvoerbaar is, de uitgangsmerken even vaak
te controleren als het bouwwerk waarom het
gaat, volgt de minder elegante oplossing, dat
in de tabel een aantekening wordt geplaatst,
dat het als onveranderlijk aanhouden van het
uitgangsmerk bij controle per (datum) niet
houdbaar is gebleken en dat het merk voort
aan wordt geacht een hoogte te hebben van
De zettingen volgens de laatste meting worden
in de tabel dubbel vermeld: Boven de streep
volgens de oorspronkelijke berekening, onder
de streep na vermeerdering met de zetting van
het uitgangsmerk. Hierna loopt de zaak weer
als vanouds; de vraag is slechts, of en wanneer
deze manipulatie herhaald zal moeten wor
den. Van praktisch belang zijn de bijgetelde
zettingen niet, daar het gedrag van het bouw
werk voldoende kan worden beoordeeld aan
de eerste, theoretisch onjuiste waarden. Ach
terwege laten van de correcties is echter rede
lijkerwijze niet mogelijk, daar de ervaring
leert, dat in bepaalde gevallen het uitgangs
merk harder zakt dan het te controleren ob
ject. Schijnbaar resultaat in de tabel: Het ob
ject vertoont geen zetting, doch komt omhoog.
Het publiceren van dergelijke cijfers maakt op
iemand die met de achtergronden van 's land
meters wel en wee niet op de hoogte is, een
dermate zonderlinge indruk, dat alleen al
hierom de correcties worden toegepast.
Terwille van de consequentie volgen dan ook
die, welke alleen maar een te geringe zetting
wat aanvullen en in wezen minder noodzake
lijk zijn. Uit een en ander blijkt, dat bij dit
type metingen, evenals bij de bepaling van
peilmerken, correctie van eerder gedane publi-
katies geen uitzondering is. Zolang er hoogte
verschillen en vooral ongelijkmatige hoog
teverschillen geconstateerd worden, blijven
correcties en controlemetingen noodzakelijk.
Ter illustratie van de moeizame arbeid die
het bijhouden van het Enschedese net van peil
merken is, nog één getal: Op de stamkaartjes
van de momenteel geregistreerde 429 peil
merken, waarvan het overgrote deel nog geen
6 jaar bestaat, is 481 maal een hoogte doorge
haald en door een nieuwe vervangen. Hierbij
dient nog te worden opgemerkt, dat correcties
van 3 mm of minder als regel niet worden toe
gepast.
299