Hij wees hierbij op de onder kartografen be
staande twee interessesferen t.w. de geodetisch-
topografische en geografisch-thematische, het
geen zijns inziens de kiem van verzuiling in
zich draagt en een gevaar in kan houden voor
wat tien jaar geleden werd tot stand gebracht.
Tegen deze achtergrond noemde prof. Orme-
ling het verheugend dat een geodeet, ir. P. J.
Bakker, hoofd van de afdeling Landmeten en
Kartografie van de gemeente Amsterdam, be
reid was gevonden gedurende de periode 1968-
1972 het voorzitterschap te bekleden.
Namens het KNAG sprak de secretaris woor
den van dank en waardering tot prof. Or-
meling, waarna ir. Bakker in zijn reactie op
de woorden van de aftredende voorzitter on
der meer melding maakte van het feit dat dit
aftreden een gevolg was van het benoemen van
prof. Ormeling tot voorzitter van het KNAG.
Een receptie besloot deze sfeervolle lustrum
viering.
J.F.v.W.
Opgave 37
Naar aanleiding van deze opgave zijn verschil
lende aardige reacties binnengekomen. Er blij
ken heel wat meer mogelijkheden voor de op
lossing van dit vraagstuk te zijn dan wij zelf
gedacht hadden. Fijn, zo maken we samen
deze rubriek.
1. Oplossing met elementaire middelen
In bovenstaande analysefiguur zien we dat
van de zijde CD het gedeelte CB1 direct te
berekenen is (en ook BB1, AXD en AAX). Ons
ontbreekt dus nog de lengte BXD.
Van A ABD zijn DA en L DBA gegeven. De
straal MD MA MB van de omgeschre
ven cirkel is te berekenen in A DMMX, waar
uit dan weer de lengten volgen van MM2 en
M2D. Ons rest nu nog de berekening van het
lijnstuk BtM2. Dit doen we in A BMM3. De
oppervlakte van vierhoek ABCD volgt het
snelste door toepassing van driehoeksformules.
Voor controle van deze berekening en tevens
voor onderzoek van het gegeven „L B is onge
veer recht", bepalen we LC5D uit L CBBA
L B^D. We vinden CBA 98,3163 gr.
Is er dan een tweede oplossing? Door de ge
geven schets worden we gesuggereerd MMS
naar rechts uit te zetten. Dit hadden we ech
ter ook naar links kunnen doen. We vinden
dan LCB'A 85,6546 gr. En deze oplossing
is niet bedoeld.
De berekening van de afsnijding bij D en de
afronding bij C zal geen moeilijkheden op
leveren. De gevraagde grootte bedraagt 12500
ca.
2. Een meer meetkundige oplossing
We tekenen weer de omgeschreven cirkel van
A ABD met middelpunt M.
Als we nu bv. door D de rechte DD' II CB
trekken en DD' CB maken, moet B op de
rechte door D' II DC liggen. De snijpunten B
en B' met de cirkel M zijn de gevraagde pun-
22
opgavets \\^f
V7-