gewoonlijk niet gelijktijdig in het werkgeheu gen hoeft te worden ingevoerd en opgeslagen, doch naar behoefte kan worden toegevoerd, zodat het kernengeheugen niet al te groot hoeft te zijn. Deze externe geheugens kunnen bestaan uit schijvengeheugens, magnetische trommel geheugens of magnetische bandgeheugens. Deze geheugens zijn minder snel toegankelijk als het kernengeheugen, doch zijn aanzienlijk minder duur. In het rekenorgaan worden de elementaire rekenkundige bewerkingen zoals optellen, af trekken, vermenigvuldigen en delen uitge voerd, in de volgorde van de aanbieding der opdrachten door de instructie-eenheid. De re sultaten van deze bewerkingen worden in het geheugen opgeslagen voor eventuele latere be werking dan wel via het geheugen uitgevoerd. Voor het contact met de buitenwereld zorgt een uitvoerorgaan, dat de resultaten, op een geschikte manier, extern vastlegt, bijv. in pons band of ponskaart, op een magnetische band, in getikte tekst met de schrijfmachine dan wel in een grafische voorstelling, die door een tekenautomaat geproduceerd kan worden. Zo wel de in- als de uitvoer geschieden na daartoe verkregen opdracht van de instructie-eenheid. Een bepaald samenstel van opdrachten, dat ge coördineerd een bepaalde bewerking uitvoert noemt men een programma. Wanneer een zelfde soort berekening, bestaan de uit een-.bepaalde reeks van opdrachten, een aantal malen doch steeds met andere getallen uitgevoerd moet worden, is het zinloos om dat programma-onderdeel, dat de reeks van op drachten inhoudt voor het verrichten van die berekening, telkenmale opnieuw te schrijven c.q. in te voeren. In deze gevallen maakt men dan gebruik van zg. cyclische programmadelen door aan het eind van het programma-onderdeel een sprongopdracht op te nemen, die naar het be gin van dat programmadeel verwijst. Het aan tal malen dat de berekening uitgevoerd moet worden, geeft men als gegeven mede, waarna het programma dan weer op een daartoe aan gewezen plaats van het programma vervolgd wordt. Ook is het mogelijk dat de automaat na toet sing der resultaten van de uitgevoerde bereke ningen of bewerkingen aan bepaalde in het programma opgenomen condities of aan an dere in het geheugen ingevoerde grootheden, een keuze maakt uit alternatieve trajecten in het programma. Het komt veel voor dat in een programma vele malen een programma-onderdeel moet worden opgenomen voor bijv. het worteltrek ken, het berekenen van een sinus, cosinus of tangens van een hoek, het trekken van rechte lijnen tussen twee opgegeven punten enz. enz., kortom een programma-onderdeel dat een specifieke bewerking uitvoert, welke volgens vaste regels verloopt. Dit programma-onder- deel stelt men dan apart op en wordt een sub-programma of sub-routine genoemd. Wanneer men zo'n specifieke bewerking nodig heeft kan men vanuit het hoofdprogramma naar de betrokken sub-routine verwijzen met een sprongopdracht. De zg. sub-routine sprong zorgt er dan wel voor dat het programma, na het doorlopen van de aangeroepen sub-routine weer op de juiste plaats vervolgd wordt. Men kan sub-routines ook vast in het geheugen plaatsen, in het zg. dode geheugen, waar zij niet meer overschreven kunnen worden. Dit principe van vaste bedrading echter is door de voortschrijdende ontwikkeling van de rekenautomaten verlaten en vervangen door de vrije geheugenprogrammering, zodat men niet gebonden is aan een bepaalde voorraad van verschillende programma's. De sub-rou tines kan men bijvoorbeeld opslaan in de ex terne geheugens en naar behoefte in het werk geheugen brengen. In elk computer-centrum vindt men een uitge breide programma-bibliotheek te beschou wen als een extern geheugen waar sub-rou tines zijn te raadplegen teneinde onnodig tijd verlies te voorkomen door programmering van problemen, die reeds door anderen op bevredi gende wijze zijn opgelost en zó gebruikt kun nen worden dan wel na enige modificatie. Een sub-routine, gesteld in de symbolische taal ALGOL 60 noemt men een procedure. Voor het gebruik van de incrementele teken automaat zijn door het Mathematisch Centrum te Amsterdam procedures samengesteld, die vanuit een hoofd- of organisatieprogramma zonder meer zijn aan te roepen en de volgende specifieke unitaire bewerkingen uitvoeren. De procedure PLOT, hiermede kan o.m. een rechte lijn worden getekend tussen twee ge geven punten in een rechthoekig coördinaten stelsel of een elementair stapje worden door gegeven aan de tekenautomaat. PLOTFRAME, definieert de schaalverande- ring (scaling) en transformatie van gebruiks- coördinaten naar tekenautomaat-coördinaten en definieert een rechthoekig kader, waarbin nen kan worden getekend. De kaderlijnen wor den niet getrokken. 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1969 | | pagina 7