4 z y ■A.ys 69 Aangezien de werkzaamheden „on-shore" ge lijke tred moesten houden met die „off-shore", was de aannemer voor dit laatste gedeelte (een Iers-Hollandse combinatie) reeds begon nen met de werkzaamheden voor de pier. Omdat de ligging van de pier nauw verband hield met de diepte van het water was de posi tiebepaling van deze ligging een nauwkeurige landmeetkundige aangelegenheid. De pier zou bestaan uit een centraal platform met aan beide zijden aanlegsteigers en meerpalen, gecon strueerd uit diverse metalen palen van 75 cm en 100 cm doorsnee en ca. 65 m lang. De juiste plaatsing van deze palen geschiedde volgens een bepaald palenplan en -schema en aan de hand van een instructie voor de desbetreffende uitzetters. De coördinaten van de verticale zowel als van de schoorpalen werden berekend in het desbe treffende coördinatenstelsel, waarbij het cen trum van de westelijke aanlegsteiger in coör dinaten was gegeven. De schoorpalen werden berekend aan de hand van een bepaald niveau, meestal 20+ Chart Datum, rekening houdende met de hoek, welke de palen soms maakten met de as van de pier of de richting loodrecht daarop met een schoor 1 4. Teneinde dit van de kust te controleren werd gewerkt als aangegeven op de hierbij afge drukte schets, waarbij zowel de juiste plaats, de schoor als de richtingshoek onder controle waren. De afstanden tussen P en Q waren 100'. In de praktijk was het midden der paal moei lijk te bepalen en meestal werden dan ook de raakpunten (lijnen) der paal op het niveau der punten P en Q aangenomen en de berekening als zodanig uitgevoerd. Wanneer een stel palen volgens het plan een zeker verband vormde, werd, nadat dit ver band was aangebracht, de gehele positie daar van ingemeten en gekaarteerd (zie bijgaande schets). De gekaarteerde positie van het palenplan werd daarna gebruikt om eventueel maatrege len te treffen om een mogelijke overbelasting teniet te kunnen doen. Gezien de weersomstandigheden en zeecondi ties ter plaatse werd later naar een andere me thode gezocht, waarbij de betrokken palen voor een bepaalde steiger werden geheid via een paalgeleider, waarbij de posities van de desbetreffende palen van tevoren reeds waren aangebracht in die paalgeleider. Het principe 3AICl/ldT/QAf £H££T Am aooa Jk sa//» A CP SC.G é/QS/J P«oovc/4AP. /y APWt S-ëk- aV P- p, A* A'Z'J/9 7J ><3 sk* k/o* ^3/ siZiloN P,srA~<ZJifC o<-. Js'o/'jo' yé- AG ■Xe, DCp jc-JCz'i' 3U/ y é<3 3 Z O.O y&3 y/.ó - SV/.é 3 3 o. o VaV& <9.V, yp-Ap/ S J/Jt £<9Z «2 £o£.y s /z Syy -Vp y#s./ oC ó.O/S/é&X. '/.fgoA/ /3,3A,.és s9 P AP- &P- AP y°/ff Joo° /y'y£' 'éy° OiT so tg/sP-JPj k/topi/ C7* A>P JC tz osféy/o o. zkyo/s/ y go Xzé. '3^-3. OS

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1969 | | pagina 5