nen we in een programma voorwaardelijke en onvoorwaardelijke vertakkingen inbouwen. Dit maakt het mogelijk een gedeelte van een programma een aantal malen te herhalen (zgn. „lussen" vormen). Ook kan men de machine zelf aan de hand van een bepaald resultaat verschillende onderdelen van een programma laten kiezen. In fig. 5 wordt een voorbeeld ge geven van de wijze, waarop een programma genoteerd wordt. Niet iedere gebruiker zal zelf programma's opstellen. Programma's van algemeen voor komende berekeningen zijn veelal aanwezig in de programma-bibliotheek van Olivetti. Men kan natuurlijk programma's kopiëren van instellingen die eveneens een Olivetti be zitten. Toch verdient het aanbeveling zelf enige er varing op te doen in het opstellen van pro gramma's, teneinde overgenomen program ma's aan te kunnen passen aan eigen behoefte en om een efficiënt gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden van de machine. Be langrijk is hierbij een vraagstuk wiskundig zo te formuleren, dat het programmatisch een voudig verwerkt kan worden. De „101" bezit geen ingebouwd programma voor goniometrische functies. Deze moeten dus via reeksontwikkelingen of kettingbreuken berekend worden. De reeksontwikkeling voor x3 x5 is betrekkelijk eenvoudig te programmeren, maar kan een tamelijk lange rekentijd vergen. Indien een nauwkeurigheid is vereist van 7 decimalen kan deze oplopen tot 50 sec. Hetzelfde resultaat kan men in 12 sec. be reiken met een kettingbreuk. Cos x wordt meestal afgeleid uit sin x (cos x Vl sin2 x). Halwax geeft een voorbeeld van een uitge werkte kettingbreuk in het österreichische Zeitschrift für Vermessungswesen 1968, nr. 4. Voor het rekenen met de „101" zullen we zo mogelijk formules met een tg- of cotg-functie vermijden, omdat we graag volgens een vast schema werken, bv. in dezelfde volgorde de gegevens willen invoeren. Bij een (co)tg-functie zal degene die de machine bedient, de opgave eerst moeten toetsen en aan de hand daarvan eventueel een andere volgorde moeten kiezen, bv. indien tg^- oo. Met behulp van een voor waardelijke vertakking is deze toets ook wel in het programma in te bouwen. Dit gaat meestal echter ten koste van extra programma instructies. Een voorbeeld van het vermijden van zowel tangens als cotangens vinden we in het boven genoemde artikel van Halwax: een punt P wordt voorwaarts ingesneden vanuit A en B. In de formule (XB-XA) - (YbY,t) tgfiP p A tgAP—tgSP en Xp XA (YrY/f)tgAP vervangen we sinus tangens dooren vermenigvuldigen tel- cosinus Ier en noemer beide met cosAP cos BP. YP Ya XB-XAcos BP-(Yb-Ya) sin BP s'mAPcosBPcosAPsinPP _Xp XA {XB—XA) cos BP—(Yh—Ya) sin BP sinAPcosöPcosAPsinSP Als tweede voorbeeld voor een aangepaste berekeningswijze volgt de veelhoeksbereke- ning. Deze hebben we in vier fasen geprogram meerd: a. hoekvereffening; b. berekening voorlopige coördinaten; c. vereffening; d. berekening definitieve coördinaten. a. De hoekvereffening is dermate eenvoudig, dat wij die niet geprogrammeerd uitvoe ren. b. Bij de berekening van de voorlopige coör dinaten voeren wij in: een voorlopige schaalfactor X' (veelal is X' 1,0), coördi naten van het beginpunt A van de veel hoek, vervolgens steeds argument en af stand. c. Voor de berekening van de definitieve coördinaten verdelen we de sluitterm in dwarsrichting fqniet in evenredigheid met de lengte der zijden, maar geven de gehele veelhoek een draaiing co g -jy- om het beginpunt, d.w.z. alle argumenten krijgen een gelijke correctie co. De sluit term in de lengterichting wordt op de ge bruikelijke wijze ingedeeld (lengte der 109 p/-\p zj IJ

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1969 | | pagina 5