Onlangs heeft prof. dr. ir. C. Koeman een
rede uitgesproken tijdens een bijeenkomst on
der auspiciën van de Koninklijke Vlaamse
Academie voor Wetenschappen, Letteren, en
Schone Kunsten van België. De titel van de
rede luidt: „Kwalitatieve en kwantitatieve
aspekten van de atlaskartografie in de Ne
derlanden 15701880)"; de tekst is onver
kort opgenomen in het eerste nummer van de
31e jaargang (1969) van het tijdschrift „Mede
delingen" van bovengenoemde Academie.
De spreker acht het in zijn inleiding nuttig om
allereerst een interpretatie te geven van het
begrip „kartografie" en vervolgens het ver
band te analyseren dat tussen de kartografie
en de geschiedenis van de technische weten
schappen aanwijsbaar is. De kartografie vindt
haar liaison met de technische wetenschappen
in de meettechnieken, die op wetenschappe
lijke wijze worden ontwikkeld en toegepast.
Voor insiders is het een uitgemaakte zaak, dat
de geodesie en de daarop gebaseerde karto
grafie inderdaad zelfstandige wetenschappen
zijn, die niet als neven-wetenschap door b.v.
wiskundigen of astronomen bedreven kan
worden.
Prof. Koeman onderscheidt in zijn beschou
wingen twee richtingen: de „oorspronkelijke
kartografie" en de „atlaskartografie".
In tegenstelling tot vroegere tijden, waar bei
de takken veelal in dezelfde personen haar
beoefenaren vonden (Mercator, Hondius) en
zeker een sterke band en een intensieve samen
werking tussen de bedrijvers van de beide
richtingen in deze wetenschap te constateren
valt, is er vanaf het begin van de 19e eeuw
een vrij grote verwijdering tussen beide groe
pen ontstaan, die naar de mening van de spre
ker de afmetingen van een kloof heeft aange
nomen. Wordt immers de „oorspronkelijke
kartografie" bedreven door landmeters en
geodeten, de atlaskartografie is heden ten dage
een zaak, die vooral uitgevers, tekenaars en
redacteuren ter harte zal gaan.
ATLASKARTOGRAFIE IN DE
NEDERLANDEN
Tot de eerstgenoemde categorie behoren voor
namelijk in overheidsdienst zijnde landmeters
en kartografen, terwijl de tweede categorie
bestaat uit het personeel van de technische af
delingen van uitgeverijen van atlassen, dus uit
personeel, dat in privaatondernemingen werk
zaam is.
Een heel duidelijk onderscheid ligt in de ver
houding tussen kwaliteit en kwantiteit. Ligt
het accent bij de oorspronkelijke kartografie
op kwaliteit, bij de atlaskartografie zal de
kwantiteit, de te verkopen oplage, sterker de
aandacht hebben.
Laatstgenoemd aspect blijkt bij de bestudering
van de geschiedenis van de kartografie, met
succes door de Nederlandse kartografen te
zijn behartigd. In de 16e t/m 18e eeuw bezat
de Nederlandse kartografie een grote faam en
de verscheidenheid van de in deze periode
door de Nederlandse kartografen vervaardig
de atlassen en kaarten is indrukwekkend.
In het vervolg van zijn betoog noemt spreker
namen als Mercator, Ortelius, Blaeu, die de
lezer niet onbekend zijn, zo niet uit de hand
boeken, dan toch wel uit de artikelen in Geo-
desia, die, vooral van de hand van de heer
Koopmans, aan deze historische figuren zijn
gewijd. Het is echter een van de verdiensten
van de uiteenzetting van prof. Koeman, dat
hierin de plaats van deze figuren in de ge
schiedenis van de ontwikkeling van de karto
grafie zo duidelijk tot zijn recht komt.
Aan beoefenaren en belangstellenden in de
kartografie kunnen we het lezen van de tekst
van de rede van prof. Koeman aanbevelen.
De desbetreffende editie van „Mededelingen"
is daartoe verkrijgbaar gesteld tegen de prijs
van 65 BF. Bestellingen kunnen worden ge
richt aan de „Koninklijke Vlaamse Academie
voor Wetenschappen, Letteren en Schone
Kunsten van België", Hertogstraat 1 te Brus
sel 1. Men wordt verzocht bij aanvraag het
bestelnummer „P.R. nr. 352-57" te vermelden.
J. v. E.
149