opifi/vcn Opgave 38 Deze keer hebben heel wat lezers hun krach ten op een vraagstuk van deze rubriek be proefd. Alleen is wel gebleken dat het gezeg de „haastige spoed is zelden goed" nog altijd opgaat. Misschien was de opgave niet duide lijk genoeg gesteld en had ik in plaats van „voorts" moeten gebruiken „bovendien". Nu hebben diverse inzenders de oppervlakte van het bouwterrein PQCB gelijk gemaakt aan die van het bouwterrein ABCD, zonder rekening te houden met de afrondingen bij B en C. De oppervlakte van trapezium PQCB dient echter gelijk te worden aan die van vierhoek ABCD, vermeerderd met de afrondingen. Ook zijn er nog al eens kleine vergissingen gemaakt, vaak veroorzaakt door slordigheden die toch echt wel hadden kunnen worden vermeden. En dan nog iets wat me eens van het hart moet. De inzendingen lopen uiteen van keurig verzorg de werkstukken tot een in elkaar geperst resu mé op een uit een schrift gescheurd blaadje. Het bestuderen van de inzendingen wordt zo veel prettiger als de bladen papier slechts aan één zijde beschreven zijn, een overzichtelijke tekening is toegevoegd en bovendien duidelijk is aangegeven hoe de gang van de berekening is. Deze opgave heeft zijn ontstaan te danken aan het meetkundevraagstuk: construeer een vierhoek als gegeven zijn twee overstaande zijden en drie van de hoeken. Daaraan moet dan een landmeetkundig tintje worden gege ven: breng de afrondingen aan en verander daarna het model van het bouwterrein in een trapezium. 158 l. Als je dan zelf met de oplossing begint, denk je ook in eerste instantie aan de meet kundige methode. Trek AE//BC en CE//BA. D X c PA B 5 Van ADCE zijn twee zijden en de tussenlig gende hoek bekend, dus de overige elementen zijn te berekenen; van ADEA zijn één zijde en de hoeken bekend en eveneens de ontbre kende zijden te berekenen. De oppervlakte van vierhoek ABCD bepaalde ik door de vier hoek op twee manieren langs de diagonalen in twee driehoeken te verdelen. De oppervlakte van trapezium PQCB is nu de som van vier hoek ABCD en de afrondingen (tegensectoren) bij B en C. Om de afstanden CQ en BP vast te stellen heb ik DC gesneden met AB (de laatste zijde nam ik als x-as en gaf aan B de coördinatengreep 100.00; 0.00). Uit opp. _ABCS: opp. APQS BS2 PS2 - enz. heb ik de zijden van A PQS bepaald en daaruit de nog ontbrekende meetgetallen afgeleid. 2. Bij het bestuderen van de inzendingen kwamen al gauw heel wat variaties aan het licht, te verdelen in enkele hoofdgroepen. Deze wil ik U niet onthouden en ik verwacht dat V/- s fig. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1969 | | pagina 30