De eerste tien jaren van het N.G.L:]
Wanneer men een vriendelijk verzoek krijgt
van de congrescommissie om eens wat te
schrijven over de eerste tien jaren van het ge
nootschap, dan wil je dat wel even doen
want er is documentatiemateriaal genoeg, je
hebt prettige herinneringen en je hebt vrien
den en wijsheid opgedaan; een koud kunstje!
Je duikt in de kast, sleept een stapel mappen
naar je bureau en begint te lezen over die
jaren van toen. Je leest en leest; hebt dagen
werk, want het boeitje was er toch zelf
bij je hebt alles doorgelezen en zit
„voor het blok" Wanneer je namen gaat
noemen heb je bijna alle ruimte nodig, die ter
beschikking staat en je mag niemand vergeten!
De data gaan opnoemen is stomvervelend en
niemand leest verder. Dat hebben al die niet
genoemden toch ook weer niet verdiend; daar
is te veel voor gedaan, gepraat, geschreven en
gestreden. Dan toch maar een paar data ge
noemd om te laten weten dat er werkelijk tien
jaren verlopen zijn sinds de oprichting van
het N.G.L., zelfs meer dan tien jaren; want
op 24 februari 1958 kwamen de afgevaardig
den van de drie besturen van de nu nog in het
N.G.L. samenwerkende verenigingen bij el
kaar om een plan te bespreken samen wat te
gaan doen. In de eerste plaats het uitgeven
van een tijdschrift.
Een commissie van drie werd uitgenodigd om
een rapport hierover uit te brengen, van iedere
club één afgevaardigde. 16 juni van dat jaar
behandeling van dit rapport en een benoe
ming van een voorlopig bestuur om statuten
en huishoudelijk reglement op te stellen en de
aanstelling van een voorlopige redaktiecom-
missie, waarop op 15 december 1958 de defi
nitieve benoeming van het stichtingsbestuur
door de drie verenigingen werd aanvaard.
Eerste opdracht: september 1959 het eerste
nummer van „GEODESIA" los te laten op
„allen, die met de landmeetkunde doende
ziin".
182
Zo ziet u, is dit congres toch ook een echt
jubileumcongres, omdat tien jaar geleden de
landmeetkundige wereld in Nederland ge
confronteerd werd met het NEDERLANDS
GENOOTSCHAP VOOR LANDMEET
KUNDE.
Maar voor dat eerste nummer de wereld in
ging hebben we wel vaak het moede hoofd
geschud en gezucht: Hoe krijgen we dit van
de grond. Maar niet in dit feestelijke congres
nummer de moeilijkheden naar voren gehaald.
Wat hebben we een medewerking gehad, van
hoog tot laag, wat een enthousiasme en wat
een werkdrift, fantastisch! Het gevoel dat ons
thans overheerst na een terugblik over deze
tijd is: dankbaarheid! Onze doelstelling, vast
gelegd in de statuten: „De bevordering van de
kennis der landmeetkunde wat zal wor
den nagestreefd door: "a) de uitgifte van een
periodiek tijdschrift, "b) het beleggen van con
gressen, lezingen, studiedagen" enz. is in
de loop van die tien jaren, werkelijkheid ge
worden. Het eerste congres in Delft was voor
ons een openbaring. Toen gingen we beseffen,
dat wij niet meer weg te denken waren, dat
wij erkend werden als een belangrijke groepe
ring op ons vakgebied. De volle Doelenzaal in
dat oude Delft was voor ons een stimulans en
een overwinning.
En wat hadden we niet in angst gezeten: Zou
het wat worden, hoeveel mensen komen er,
iedereen is zo traag, wordt het geen sof, en
ziedaar, een bomvolle enthousiaste zaal
Daarna is het allemaal gemakkelijk gegaan,
natuurlijk hadden we nog moeilijkheden,
vooral op financieel gebied, maar het liep!
De individuele contacten met andere organi
saties op academisch niveau werden uitge
breid tot officiële besprekingen met de N.L.F.
en de in haar verbonden verenigingen. Het
„kamelenrapport" de populaire benaming van
een studie van ..wijze mannen", op verzoek
van de N.L.F. uitgebracht, bracht ons tot uit
voerige besprekingen. Daaruit ontstond weer
een commissie van beide groeperingen die een
Deze beschouwing door de heer J. Rietveldt Ing.
werd tevens afgedrukt in het congresprogramma voor
het 5e N.G.L.-congres, dat werd gehouden op 19 en
20 september j.l. te Arnhem.