kaveling de kadastrale perceelsgrenzen en de
kadastrale grootte niet worden gecontroleerd,
maar bij de toedeling de kavelgrenzen opnieuw
worden ingemeten en de kavelgrootte opnieuw
wordt berekend;
5. Overwegende, dat, nu tussen partijen vast
staat, dat het door reclamant ingebrachte
perceel en de hem toegedeelde kavel op de
zelfde plaats liggen, terwijl daaraan in het
kader van de ruilverkaveling niets is veran
derd, perceel en kavel identiek zijn;
6. Overwegende, dat het kadaster het nega
tieve stelsel huldigt, zodat de vermelding van
de grootte van een perceel in het Kadaster niet
bindend is, indien die vermelding, gelijk in
casu, onjuist blijkt te zijn;
7. Overwegende, dat niet valt in te zien,
waarom de waarde van het verschil tussen de
kadastrale grootte en de thans ingemeten wer
kelijke grootte aan anderen - in casu de andere
deelnemers aan de ruilverkaveling - zou moe
ten toekomen dan aan de eigenaar, die het
betrokken perceel inbracht en het ongewij
zigd weer toegedeeld heeft gekregen;
8. Overwegende, dat mitsdien in dit opzicht
van overbedeling geen sprake is;
9. Overwegende, dat dit oordeel slechts an
ders zou moeten luiden, indien een ondubbel
zinnig wettelijk voorschrift daartoe zou no
pen;
10. Overwegende, dat artikel 61 van de ruil-
verkavelingswet weliswaar bepaalt, dat, voor
zover tegen de lijst van rechthebbenden geen
bezwaren zijn ingediend, die rechten „zoals
zij op de lijst van rechthebbenden zijn om
schreven en toegekend" vaststaandoch de al
gemene bewoordingen van dit voorschrift
naar het oordeel der rechtbank, niet dwin
gen tot de gevolgtrekking, dat in een bijzonder
geval als het onderhavige de geldelijke rege
ling zou moeten worden berekend overeen
komstig de op de lijst van rechthebbenden
voorkomende, doch onjuist gebleken, grootte
van het ingebrachte perceel;
11. Overwegendedat een en ander echter
niet betekent, dat reclamant, in het geheel niets
is verschuldigd;
12. Overwegende immers, dat het, weliswaar
op zichzelf gelijk gebleven, perceel toch nut
heeft van de nieuwe wegen en waterlossingen,
zodat hij het door bovengenoemd aftrekpercen
tage veroorzaakt waardeverschil van f 155,26
zal moeten vergoeden.
Gezien de betrekkelijke wetsartikelen;
Rechtdoende in Naam der Koningin!
Bepaalt, dat het volgens de lijst van geldelijke
regelingen door reclamant verschuldigde be
drag van f 341,— wordt verlaagd tot een be
drag van f 155,26.
Ik kan mij zeer wel verenigen met het door
de rechtbank ingenomen standpunt. Alhoewel
niet ter verdediging van bovenstaand bezwaar
aangevoerd lijkt het mij dienstig enige punten
aan een nadere beschouwing te onderwerpen.
Welke zijn nu de oorzaken en gevolgen van
de op deze wijze aan het licht tredende ver
schillen tussen de ingebrachte percelen en de
toegedeelde kavels?
1. Er vindt geen onderzoek plaats naar het
identiek zijn van kadastrale en gebruiksbe-
grenzingen. Vooral bij percelen gelegen in
oude ontginningsgebieden komt het geregeld
voor, dat iemand meer of minder in gebruik
heeft, dan hij volgens de kadastrale gegevens
zijn eigendom kan noemen. Bij de verdeling
van deze gronden werden de grenspunten
meestal aangegeven d.m.v. kuilen en kielspit
ten. Toen naderhand tot ontginning werd
overgegaan waren de eerder aangebrachte
grenspunten veelal verdwenen en de grenzen
slechts bij benadering bekend.
2. Voor het geval rechthebbenden meer per
celen inbrengen is controle op de grootte door
de belanghebbenden zelf vrijwel onmogelijk,
aangezien meestal wijziging van de begrenzing
plaats vindt en bovendien niet wordt toege
deeld naar oppervlakte doch naar waarde.
Dit houdt in dat „onrechtvaardigheden" zoals
in bovengenoemde zaak naar voren gekomen
vaker het geval zijn, doch nimmer worden
ontdekt en dus niet tot een bezwaarschrift
aanleiding geven.
3. De praktijk heeft geleerd dat een ruilver-
kavelingsblok na ruilverkaveling „groter" is
dan voor ruilverkaveling. Dit verschil is o.a.
te verklaren uit de wijze van groottebereke
ning der minuutpercelen. Deze grootten wer
den indertijd grafisch bepaald zonder reke
ning te houden met het krimpingspercentage
van het gebruikte kaartmateriaal.
Het verschil in blokgrootte voor en na ruil
verkaveling blijkt uit de praktijk ongeveer
0,3% te zijn.
253