Ter nagedachtenis van H. F. Meiners ing.
den vastgesteld met een maximum van 1500
punten.
De derde wijziging betreft het besluit van het
bestuur de champignonteelt onder de beëindi
gingsregeling te brengen. Ook voor de cham
pignons zal het aantal punten per aanvrage
afzonderlijk worden vastgesteld met een ma
ximum van 100.000 punten per ha.
Tenslotte heeft het bestuur besloten de datum
van 1 januari 1960, sinds welke de aanvrager
onafgebroken de landbouw als hoofdberoep
moet hebben uitgeoefend, te wijzigen in 1 ok
tober 1962.
Dit wijzigingsbesluit heeft terugwerkende
kracht vanaf 1 augustus 1969.
RUILVERKAVELING „RIJSBERGEN"
Uit een uitvoerig antwoord van staatssecre
taris dr. F. H. M. Grapperhaus van financiën
op door het Tweede Kamerlid, de heer Wester
terp, schriftelijk gestelde vragen, blijkt dat aan
de E 10, de geprojecteerde nieuwe rijksweg
Breda-Antwerpen, toch een douanekantoor,
niet in de functie van grenskantoor, maar als
losplaats, zal worden gevestigd, eventueel in
combinatie met een groepagecentrum voor het
goederenverkeer.
De heer Westerterp had in een rapport van de
Centrale Cultuurtechnische Commissie over
de ruilverkaveling "Rijsbergen" kennis geno
men van voorziene ruimte voor de bouw van
een nieuw, groot douanekantoor te Rijsbergen-
Hazeldonk. Hoewel per 1 november 1970 het
inter-Benelux-goederenverkeer vrij zal zijn in
gevolge besluit van de Haagse regeringsconfe
rentie van april j.L, zal dit nieuwe douane
emplacement noodzakelijk zijn voor vrijma
king van goederen, die uit landen buiten de
Benelux over de E 10 onder douaneversluiting
ons land binnenkomen. Om verschillende re
denen geeft het vervoersbedrijfsleven immers
de voorkeur aan vrijmaking op een Neder
landse douanelosplaats, inplaats van aan de
Benelux-buitengrens.
Voorts blijkt nog uit het antwoord, dat het
overleg met het bedrijfsleven over de vesti
gingsplaats van deze losplaats nog niet is afge
sloten.
Op 13 november j.l. overleed op 50-jari-
ge leeftijd de heer H. F. Meiners ing., bij
leven hoofd van de landmeetkundige
dienst van de Provinciale Waterstaat
van Noord-Holland.
Na een loopbaan bij het Kadaster en de
B.P.M., trad hij in 1950 in dienst van de
provincie Noord-Holland en werd in
1953 belast met de leiding van de land
meetkundige dienst, die altijd volledig
beantwoordde aan de haar gestelde taak.
Eind 1968 werd hij door ziekte genood
zaakt zijn werkzaamheden te staken en
na een periode van onzekerheid bleek
van deze ziekte geen herstel meer mo
gelijk.
Voor zijn medewerkers is het afscheid
zwaar gevallen en zij zullen nog vaak
door de resultaten van zijn werk aan
hem worden herinnerd.
J. Kerkhoven
261