muiieren voordelen o.a. door hun veel grotere
capaciteit per bladzijde en door het feit dat
zij in tegenstelling tot de kaarten met normaal
potlood kunnen worden beschreven.
Het spreekt vanzelf dat voor een automatische
berekening van de coördinaten van de punten
de rekenautomaat instructies moet ontvangen.
Dit geschiedt door een bepaalde manier van
nummeren van de punten en het gebruik van
een aantal codes. In het laatst genoemde tijd
schriftartikel vindt men dit behandeld en ook,
zelfs veel uitvoeriger, in de twee technische
informaties t.b.v. veelhoeksmeting en de po
laire detailmeting van de K.N.H.M. en in de
uitgave van de onderafdeling der Geodesie der
T.H. waarin de voordrachten staan die in mei
1966 op een studiedag zijn gehouden. Kort na
de proeven zijn de formulieren gewijzigd. Sa
men met het eveneens gewijzigde rekenpro
gramma heeft men nu meer mogelijkheden bij
de veelhoeksmeting en de opname der detail
punten en is de administratie in het terrein
vereenvoudigd.
Het werken met de formulieren heeft toch nog
enige bezwaren. Bij onmiddellijke invulling is
de controle op de waarnemingen zonder meer
niet gemakkelijk, terwijl fouten zeer zorgvul
dig dienen te worden verwijderd om te ver
hinderen dat bij het optisch lezen een verkeer
de informatie wordt overgebracht. Voor een
goed begrip van het eerste bezwaar zal de in
vulling zeer summier worden besproken. De
waarnemingen van de richtingen of afstanden
worden in duidelijk aangegeven vakken geno
teerd van boven naar beneden. De honderdtal
len staan op de bovenste regel in zo'n vak, de
tientallen op de volgende regel enz. Het is ook
de volgorde waarin de waarnemer, cijfer voor
cijfer, de getallen heeft te noemen. Hoeveel
honderdtallen, tientallen, eenheden enz. er zijn
afgelezen, wordt op de desbetreffende regel
aangegeven door een streepje te zetten onder
een van de cijfers 1 tot en met 9. Geen streepje
op de regel betekent nul. Het is duidelijk dat zo
de controle tussen de waarnemingen in heen-
en teruggang bij een dubbelserie zonder meer
moeilijk is. In de praktijk schrijft men daarom
de richtingswaarnemingen eerst in klad op, re
duceert ze, controleert ze, en brengt ze daarna
door aanstrepingen over op de informatie
bladen. Een goede secretaris kan de stagnatie
die hierdoor optreedt tot een minimum beper
ken. De extra kans op fouten blijft. Deze be
zwaren treden overigens alleen op bij de veel
hoeksmeting. Of de automatische registratie
van waarnemingen de oplossing is, zal ik nog
bespreken.
Alvorens de metingen te beginnen legt men
een ijkbasis.
Een ijkbasis is voornamelijk nog van belang
om na te gaan of de constanten van de af
standmeter tijdens de meting veranderingen
ondergaan. Het afwijken van deze constanten
van de ideale waarden is, nu de benaderings
methode II bij de vereffening van de veelhoek
wordt toegepast, niet meer zo bezwaarlijk;
gesteld natuurlijk dat men het bij de uitbui
ging van de veelhoek niet te bont maakt. Van
het meeste belang is nog de controle op het
reductiemechanisme van de zelfreducerende
afstandmeter. Daartoe moet de basis een goe
de helling vertonen en na een keer van het be
gin tot het eind, nog een keer van het eind tot
het begin worden gemeten.
Men kan ook een horizontale basis leggen
maar dan moet men het reductiemechanisme
apart controleren door de baak achtereenvol
gens op een aantal galerijen van een flatge
bouw op te stellen; daarna moeten de opstel
lingen van baak en instrument worden verwis
seld. Tijdens de detailmeting kan het lang du
ren voordat men een fout in het reductieme
chanisme ontdekt, als niet wordt geijkt of ge
controleerd. Dat een controle als door mij ge
schetst nodig is, is in de praktijk wel gebleken.
Het was nog door een toeval, dat men bij de
hermeting volgens de voerstraalmethode van
de gemeente Lith, na zeven dagen meten, ont
dekte dat het reductiemechanisme niet goed
had gewerkt. Ik kom bij de bespreking van de
automatische registratie hierop terug.
Gebleken is dat de ploeg meestal uit vijf leden
zal moeten bestaan: een leider, die zorgt voor
een vlot verloop van de meting en controle op
de codering, die de volgende veelhoekspunten
verkent en de punten op zijn veldwerk of
kaart nummert, een waarnemer en verder een
secretaris en twee meetassistenten. De secreta
ris heeft het in dit team vaak zeer druk. In
gebieden met veel korte veelhoekszijden, waar
dus herhaaldelijk hoofdhoekmeting moet wor
den toegepast, waarin in een punt meerdere
veelhoeken samenkomen, kan een niet vlot re
kenende en schrijvende secretaris de overige
ploegleden laten wachten. Overigens zij hier
opgemerkt, dat uit een tabel in de scriptie van
ir. J. Dubbeld blijkt, dat bij een lengte van de
veelhoek van 700 m een zijdelengte van 40
meter mogelijk is, zonder hoofdhoekmetingen
toe te passen. Helaas is ir. Dubbeld begonnen
244