houding van de beide methoden van meten
is in Suawoude het gebied eenmaal volgens de
meetlijnmethode en eenmaal volgens de voer-
straalmethode opgemeten. Met het woord in
druk is al aangeduid, dat men vooraf reeds
wist slechts tot een globale uitspraak te kun
nen komen. Zo is het natuurlijk onmogelijk
bij de beide methoden te werken met ploegen
van dezelfde kwaliteit. Verder werden voor de
uurlonen van de verschillende medewerkers
aan de proeven de z.g. P.W.-tarieven van het
kadaster aangehouden. Het is de vraag of
daarmee de arbeidskosten op de juiste wijze
werden bepaald. De kosten van het opmeten
van het ongeveer 450 ha grote gebied bleken
bij de voerstraalmethode ongeveer 15°/« hoger
te liggen; die van de verdere verwerking van
de metingen ontliepen elkaar niet veel. Al
met al bleek de voerstraalmethode daardoor
ongeveer 8% duurder te zijn. Door de automa
tisering gaf de afwerking van de meting vol
gens de voerstraalmethode echter een bespa
ring van het aantal kantooruren van ongeveer
45°/o. Verder kan het soms van belang zijn dat
de resultaten veel sneller beschikbaar komen,
wat dan een tweede voordeel is. Te verwach
ten is dat, als de geoefendheid van de ploegen
toeneemt, de voerstraalmethode steeds beter
zal kunnen concurreren met die van het lijnen-
verband. Zeker moet men de objecten zorg
vuldig kiezen. Kan men veel met vroegere
metingen werken, kan men dus veel herkaar-
teren, dan geen voerstraalmethode. Evenzo
moet men er voor waken niet in gebieden te
komen die voor luchtfotogrammetrie bestemd
zijn. Als ruwe norm durf ik te geven, dat de
voerstraalmethode zin heeft als per veelhoeks-
punt gemiddeld 15 detailpunten kunnen wor
den opgemeten. Dit aantal wordt lager bij het
werken in geaccidenteerd terrein of in gebieden
met druk verkeer.
Overgaande op de automatische verwerking,
merk ik eerst op, dat het computerprogramma
beperkingen stelt aan de omvang van het op
te nemen gebied. De codering van de veel-
hoekspunten gaat wel tot 1000, maar veel
getallen kunnen door de wijze van coderen
niet worden gebruikt. Naar schatting kan een
gebied 300 a 500 veelhoekspunten bevatten.
Verder moet voor dit gebied één vereffenings
methode van de veelhoeken gelden en kan
men er maximaal met vijf instrumenten wer
ken of, wat op hetzelfde neerkomt, men kan
vijfmaal een andere waarde van de optel- en
vermenigvuldigingsconstante gebruiken. Ook
aan de omvang van de veelhoek en de metin
gen per veelhoekspunt zijn grenzen gesteld.
Hetzelfde geldt bij de opname van de detailpun
ten. Alle genoemde beperkingen kunnen in de
praktijk niet belemmerend werken. De gren
zen zijn ten eerste zeer ruim en door wat extra
handelingen kan men ook buiten de grenzen
opereren.
Naast de waarnemingen op de formulieren en
een overzichtskaart waarop de veelhoeken
en de nummers van de veelhoekspunten staan,
moet men de z.g. hoofdkaart inleveren om de
berekening mogelijk te maken. De hoofdkaart
is een ponsconcept waarop staan: de gegeven
coördinaten met hun puntnummers; de con
stanten van de afstandmeters; de gewenste
vereffeningsmethode; de toegestane verschil
len (tolerantie) tussen de heen- en terugmeting
van veelhoekszijden en die tussen de hoeken
afgeleid uit de richtingen in de twee kijker
standen gemeten. Na het ponsen van de ge
gevens van de hoofdkaart en het „lezen" van
de formulieren met waarnemingen door de
optische bladlezer, kan met het z.g. controle
programma worden gestart. Dit programma
levert ons een lijst waarop overzichtelijk staan
de waarnemingen, de puntnummers en de co
deringen. De lengten zijn reeds gecorrigeerd
voor de constanten van de afstandmeter. In
dit controleprogramma wordt controle uitge
oefend op de nummering, de overschrijding
van de toleranties en de hoofdhoekmeting. Al
le fouten worden op de foutenlijst afgedrukt.
Na verbetering van de fouten worden deze
verbeteringen op ponskaarten vastgelegd.
Hiermee en met de op magneetbanden uit het
voorprogramma vastgelegde gegevens van de
veelhoeken en detailpunten, levert het hoofd
programma een lijst met sluittermen van de
veelhoeken. Na een eventuele verbetering van
fouten in de veelhoeken, verbeteringen die
weer op ponskaarten worden vastgelegd, geeft
het hoofdprogramma een lijst met coördinaten
van alle punten, de sluittermen van de veel
hoeken en verder een magneetband met de
zelfde gegevens.
Nu resten nog de controle door middel van
de eigenmaten, de grootteberekening en het
maken van ponskaarten of een magneetband
met de instructies voor de elektronische kaar-
teertafel. Hiervoor zijn twee programma's:
een voor de controle d.m.v. eigenmaten en
een voor de grootteberekening en kaartering.
Men is er in geslaagd één formulier te ontwer
pen om de gegevens van de veldwerken, die
voor de drie genoemde bewerkingen nodig
247