werken van de waarnemingen, gebruik ge
maakt van het bij een van de theodolieten toe
gepaste principe. De gecodeerde randverde-
lingen en de standen van prisma's en cen
trale instellens worden gefotografeerd. Tevens
worden daarbij vastgelegd de puntnummers
en verdere codes die op een toetsenbordje aan
het toestel worden ingesteld. Na ontwikkeling
van de film worden de gegevens daarop, via
een speciaal daarvoor ontworpen apparaat,
overgebracht op een ponsband. De kosten
hieraan verbonden zijn hoog. Voor een plan
op schaal 1 2000 schat ik ze op 500,
Zeker goedkoper is dit bij de door Ir. M. Bo-
gaerts ontworpen zelfreducerende basis-af
standmeter met automatische registratie. De
ontwerper zal hier morgen zelf dit instrument
bespreken.
Ondanks deze ontwikkeling vraag ik mij af
of men de mogelijkheden van deze instrumen
ten niet overschat. Kan men die vijfde man
wel steeds missen? Er behoeft niet meer ge
schreven te worden, maar de extra controle
op de codering raakt men kwijt. De ploeglei
der kan immers niets meer met hem vergelij
ken. Het vrijmaken van de voerstraal van be
groeiing en het helpen van de baakhouder bij
een moeilijke opstelling kan niet meer door de
secretaris geschieden. En wie helpt er bij het
dragen van de zware apparatuur?; de meet-
assistenten moeten tijdens dit transport im
mers de baken opstellen.
Dat minder fouten worden gemaakt is een
sprookje. De meeste fouten blijken meterfou-
ten te zijn bij een lengtemeting naar de hoe
ken van gebouwen. Stelt men de baak in de
voerstraal een ronde maat van de hoek op,
dan kan men de noodzakelijke correctie op het
toetsenbordje aangeven. Hierbij kan men de
zelfde fouten maken als bij de niet automati
sche registratie. Evenzo kan men puntnummers
van gebruikte bekende punten fout instellen
in het toetsenbord. Hierbij komt nog dat de
mogelijkheid tot correctie veel kleiner is dan
bij het werken met de formulieren. Doordat
men eerst na de meting de waarnemingen kan
lezen, kan men geen afwijkingen tijdens de
meting constateren. Heeft b.v. het reductie
mechanisme niet juist gewerkt, dan kan men
niets anders doen dan alles opnieuw meten.
Bij het werken zonder automatische registratie
kan men zoiets tijdens de meting constateren
en door een globale bepaling van de elevaties
van de voerstralen de correcties gemakkelijk
bepalen en op de formulieren aanbrengen.
Dat dit niet zomaar een veronderstelling is,
blijkt uit wat ik U reeds eerder over metin
gen in Lith heb verteld. Bij deze bezwaren mag
men ook nog de hogere kosten van de appara
ten met automatische registratie tellen.
Een informatiedrager voor de waarnemingen
en coderingen, die het mogelijk maakt ge
maakte fouten gemakkelijk te corrigeren en
een lichtere apparatuur kunnen de genoemde
bezwaren verkleinen. Ook dient men te be
denken, Prof. Jansen merkte dit op de studie
dagen te Utrecht dit jaar reeds op, dat door
de automatische verwerking van de waarne
mingen het instrument niet zelfreducerend be
hoeft te ziin. De instrumenten kunnen hier
door eenvoudiger en daardoor betrouw
baarder worden.
Belangrijker dan het zoeken naar zelfregistre-
rende instrumenten is het te zoeken naar mid
delen om de tijd nodig voor de bepaling van de
opstelpunten tot een minimum te beperken.
Tot nu toe wordt meer dan 80% van de
tijd besteed aan de meting van de detailveel
hoeken. De punten daarvan interesseren ons na
de meting niets meer. Het aantal veelhoeks-
punten kan, zeker bij een minder dichte be
bouwing, worden verminderd door langere
voerstralen naar de detailpunten. Daar de
nauwkeurigheid van de optische afstandme
ters hier al snel beperkingen stelt, kan moge
lijk een elektro-optische afstandmeter met in
gebouwde theodoliet een hogere produktie le
veren. Er is hiervan reeds een aantal instru
menten op de markt. Ook heeft men elektro-
optische afstandmeters die als opzet-apparaat
op een theodoliet kunnen worden gebruikt. Bij
enige instrumenten is het voor afstanden tot
400 a 500 meter mogelijk te werken met een
jalonreflector. De prisma's behoeven daar niet
meer op statieven te worden geplaatst. Ideaal
voor detailmeting staat er in het artikel van
Uw blad van januari 1969, waar een aantal
instrumenten wordt behandeld.
Het lijkt mij verder interessant te onderzoe
ken of een bepaling van de coördinaten van de
opstelpunten van het instrument door middel
van luchtfotogrammetrie verantwoord en mo
gelijk is. Met verantwoord denk ik aan de
economische kant, met mogelijk aan de nauw
keurigheid. Voor wat het laatste betreft dient
men te bedenken, dat opstelpunten vaak op
minder dan 20 meter van elkaar liggen. Dit
stelt hoge eisen aan de nauwkeurigheid. Bij de
beoordeling van de economie dient men ook de
schijvenbewaking te betrekken. Daar de mees-
249