Onderzoek naar de
nauwkeurigheid van de lengte- en
richtingsmeting met
zelfreducerende
dubbel beeldafstand meters
door ir. J. Dubbeld,
wetenschappelijk medewerker le klas, T.H. Delft
1 Inleiding
Hoewel in de naaste toekomst ook in Nederland
voor detailmetingen gebruik zal worden gemaakt
van elektronische en elektro-optische afstand
meters zullen de bestaande optische instrumenten
door hun betrekkelijk lage prijs en eenvoudige
bediening voorlopig nog wel toepassing blijven
vinden.
Samen met de basisbaak en de voorzetprisma's
vormen de zelfreducerende dubbelbeeldafstand-
meters een groep instrumenten, waarmee door
het gebruik van een horizontale baak lengten
met een precisie van 1 a 2.10~4 worden gemeten.
Ze zijn hierdoor geschikt voor kadastrale en
technische metingen, in het algemeen voor kaar-
teringen op schaal 1 500 tot 1 2000. De basis
baak leent zich om praktische en ekonomische
redenen minder goed voor de detailmeting. Bij
opmètingen van enige omvang wordt aan de zelf
reducerende dubbelbeeldafstandmeters de voor
keur gegeven boven een theodoliet voorzien van
een voorzetprisma. Het meten van de hellingen
kan dan achterwege worden gelaten, zodat zowel
in het terrein als bij de verwerking der meet
gegevens efficiënter kan worden gewerkt.
Bij de polygoon- en detailmeting wordt de opzet
van de meting, de verkenning, beheerst door de
mogelijkheden die het terrein en het instrumen
tarium bieden. De precisie van de lengte- en van
de richtingsmeting bepaalt het aantal polygoon-
punten en de afstanden tussen de polygonen van
dezelfde orde.
De geringe toepassing van de optische lengte
meting heeft tot gevolg gehad dat in ons land
weinig systematisch onderzoek is verricht naar
de precisie van metingen met optische afstand
meters. Men is aangewezen op publikaties van
in het buitenland uitgevoerde onderzoeken,
waarbij de resultaten vaak berusten op metingen
verricht onder laboratoriumomstandigheden.
Ook worden uitspraken over de precisie van de
lengte- en richtingsmeting gebaseerd op de sluit-
termen van veelhoeken. Een moeilijkheid hierbij
is de onbekendheid van de varianties van de
koördinaten der aansluitingspunten. Voor het
verkrijgen van een betrouwbaar resultaat, dat
bruikbaar is voor normale praktijkmetingen, is
het nodig proefmetingen uit te voeren waarbij
terrein- en weersomstandigheden voldoende va
riëren. Voor dit doel is in opdracht van professor
Witt een puntenveld aangelegd op de Loener-
mark, waar praktijkmetingen kunnen worden
nagebootst. In figuur 1 is dit puntenveld bestaan
de uit ongeveer 170 punten weergegeven. De
koördinaten zijn bepaald door richtingsmeting
waarbij is uitgegaan van twee punten van de
bekende ijkbasis. De hellingen in het proefterrein
variëren van +10 graden tot 10 graden, zodat
onder praktische omstandigheden reduktie-
mechanismen van zelfreducerende afstandmeters
kunnen worden onderzocht. De precisie van het
puntenveld is zodanig dat een lengte berekend
uit koördinaten een standaardafwijking van 0,8
cm heeft. Bij de analyse van de hierna beschreven
proefmetingen met afstandmeters is deze stan
daardafwijking in rekening gebracht.
Inleiding, gehouden op de studiedagen van het NGL
op 11 en 12 april 1969 te Utrecht.
7