2 De onderzochte instrumenten Drie dubbelbeeldafstandmeters van verschillend fabrikaat zijn op het proefterrein onderzocht, een DKRT van Kern, een Redta 002 van Zeiss- Jena en een RDH van Wild. Deze instrumenten zijn eigendom van het Laboratorium voor Geo desie; ze zijn gedurende vijf jaar regelmatig in gebruik geweest bij praktische oefeningen voor geodesiestudenten. Voor wat de lengtemeting betreft zijn de instru menten vervaardigd volgens hetzelfde principe, ze bevatten alle drie het prismastelsel van Boscovig voor het meten van gereduceerde lengten. Een belangrijk verschil tussen de DKRT en de beide andere instrumenten is de wijze van aflezing van het baakinterval. Bij de DKRT worden hele meters op de baak afgelezen met behulp van een index, bij de Redta 002 en de RDH worden op de baak dubbele decimeters afgelezen met behulp van een nonius. De DKRT is voor de richtingsmeting voorzien van de bekende „Doppelkreis", waarbij twee diametrale plaatsen van de rand in de afleeskijker worden afgebeeld. Met behulp van een mikro- meter worden deze beelden tot koïncidentie ge bracht. Het kleinste interval is één mgr; de dmgr kan in dit interval nog redelijk worden geschat. Bij de Redta 002 en de RDH wordt met een schaalmikroskoop de rand op één punt af gelezen. Het interval op de afleesschaal is één cgr, zodat de mgr geschat moet worden. De verschillen tussen de instrumenten voor wat de hoogtemeting betreft worden hier niet ver meld, daar de hoogtemeting geen punt van onderzoek is geweest. 3 Doel en beschrijving van de proefmetingen Het is gebruikelijk de bronnen van afwijking in vier groepen te verdelen, afwijkingen veroor zaakt door het instrument, de baak, de waar nemer en de fysische omstandigheden. Over de invloed op de lengtemeting van de waarnemer en de fysische omstandigheden, met name de tem peratuur en de ondulatie, heerst veel verschil van mening. Zo mogelijk nog groter is de verwarring inzake de bepaling van de vermenigvuldig- en optelkonstante, vooral wat betreft de frekwentie waarmee deze bepalingen moeten worden uit gevoerd. Voor een lengte gemeten met een zelfreduce- rende dubbelbeeldafstandmeter, kan worden ge schreven: V B. Hierin is het afgelezen baakinterval, A de vermenigvuldigkonstante (~1) en B de optelkonstante (iüO). Deze drie grootheden zijn stochastisch, zodat het woord „konstante" enigszins misleidend is. Zelfs al nemen we aan dat A en B werkelijk konstant zijn (dus niet afhankelijk van de waarnemer, de tem peratuur of de weersomstandigheden), dan nog moeten deze grootheden als stochastisch worden beschouwd, daar ze uit een ijkmeting worden bepaald en elke ijkmeting weer andere resul taten geeft. De optelkonstante B kan tegelijk met de vermenigvuldigkonstante A worden be paald of afzonderlijk worden gemeten. In beide gevallen is de standaardafwijking in B zo klein, dat voor een precisiebeschouwing gesteld kan wordenA L Toepassing van de voort- plantingswet der varianties geeft met A at 1 of- aj l2aDe eerste term in het tweede lid geeft de precisie aan waarmee een waarnemer een baakinterval J afleest en de tweede term geeft de invloed aan van de precisie van de ijk meting. Het uitgevoerde onderzoek is gericht op de be antwoording van de volgende vragen: Is a, afhankelijk van le. de lengte? Zo ja, hoe is het verband tussen er, en 2e. de helling waaronder gemeten wordt? 3e. de waarnemer? 4e. het instrument? 5e. de weersomstandigheden? Is de vermenigvuldigkonstante afhankelijk van le. de lengte? 2e. de helling waaronder gemeten wordt? 3e. de waarnemer? 4e. het instrument? 5e. de weersomstandigheden? 6e. de tijd? Hoe dient de vermenigvuldigkonstante te worden bepaald? Hoe groot is aA 1 Hoe groot is de standaardafwijking in de enkele richting? 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 9