- 0 I x Ei B C Indien men grenzen of grenspunten con troleert, welke overwegingen laat u daar bij gelden en tot welke stelregels kan dit aanleiding geven. Stereometrie Tijd: \x/i uur 1. Van het viervlak ABCD staat AB loodrecht op BD en CD staat loodrecht op BD, terwijl AB CD is. P, Q, R en S zijn achtereenvolgens de mid dens van de ribben AD, BC, DB en AC. Bewijs: a. dat PQ en BD elkaar loodrecht kruisen; b. dat de doorsnede PRQS een ruit is en dat de inhoud van het viervlak ABCD gelijk is aan: 1/3 PQ X RS X BD, c. dat RS de gemeenschappelijke loodlijn is van de ribben BD en AC. Gegeven: Rechtstanden AS en BS met hoek- bepalende maten. Deze rechtstanden worden verbonden door een cirkelboog met R 1000, terwijl voorts kubische parabolen als overgangsbogen worden toegepast. Rechtstanden en bogen stellen de as van een weg voor; in de bocht wordt aangehouden een maximum-wrijvingscoëfficiënt van 1/10 en een maximum-verkantingi van 1/15. Gevraagd: Met welke maximumsnelheid (afgerond op naastliggend tiental km) kan deze weg worden bereden? Plaats waar de overgangsboog overgaat in de boog (uitgedrukt in coördinaten langs rechtstand AS). De afstand van S tot het midden van de boog. a. b. a. Geef aan welke punten men bij een detail meting steeds zal dienen te controleren en waarom. 2. Op de zijde AB van driehoek ABC, waarvan de zijde AB 21? cm en A 45° is, wordt naar de kant van C een halve cirkel beschreven. De gehele figuur wentelt om AB. Als de inhoud die door de driehoek door lopen wordt, gelijk is aan de inhoud van de bol die door de halve cirkel beschreven wordt, bereken dan de hoogtelijn uit C op AB cn de inhoud, doorlopen door dat deel van de halve cirkel dat buiten de driehoek ABC ligt. 3. Van een vierzijdige piramide EFGHT staat de opstaande ribbe TE 4 cm loodrecht op het vlak EFGH. Dit vlak EFGH is gelijktijdig bovenvlak van de kubus ABCDEFGH, waarvan de ribben eveneens 4 cm zijn. Op het midden van TE ligt P, op het midden van BF ligt Q en op het midden van TG ligt R. Gevraagd: a. een stereometrische figuur met de gecon strueerde doorsnede van het vlak door de punten P, Q en R met de ruimtelijke fi guur, gevormd door kubus en piramide; b. de doorsnede in ware grootte; c. het snijpunt S van de lijn TC met het doorsnijdingsvlak; d. bereken de oppervlakte van de door snede. 65 2000"**2*280^ vy I> öS- 1 1 1 A 1 \av9- V 270.0 220.0 120.0 70.0 c.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 29