De vorm van de huidige profieltekeningen wijkt enigszins af van wat vroeger gebruikelijk was. Zie fig. 8. Werd toen een overvloed van situatie- v I gegevens weergegeven zoals heggen, hekken, waterspiegels, bomen, boven- en ondergrondse leidingen en andere obstakels, tegenwoordig worden slechts enkele daarvan in de tekenin gen opgenomen. Er wordt nl. van uit gegaan dat de ontwerper de beschikking heeft over een recente groot schalige kaart van het gebied waar de weg moet komen, zodat hij alle relevante situatie- gegevens kent. De profielen behoeven dan niet méér te geven dan waarvoor ze in feite bestemd zijn, nl. de hoogteligging. Was het bij hand- getekende profielen gebruikelijk om bij een groot aantal knikpunten van elk profiel de afstand uit het aspunt en de hoogte boven N.A.P. bij te schrijven, in automatisch ge tekende profielen worden die constructiematen niet bijgeschreven, onder meer omdat de pro fielen exact op de gewenste horizontale en verticale schalen kunnen worden uitgetekend. Er moet tenslotte nog op gewezen worden dat de fotogrammetrie ook een zeer goed bruikbaar hulpmiddel is ter verkrijging van de gewenste m aaiveldprof ielen 5. De berekening van het ontwerplengteprofiel Wanneer de as van de weg is vastgesteld kan de ontwerper het daarbij horende lengteprofiel tot in detail bepalen. De overeenkomst met de mathematische for mulering van de as is groot. Werd daarbij gewerkt met zgn. traceringselementen, nl. recht standen, cirkelbogen en overgangsbogen, ook een lengteprofiel bestaat uit vaste elementen, en wel uit rechtstanden en cirkelbogen (of para bolen). Bij de asberekening moest rekening worden gehouden met veelsoortige dwangge- gevens, ook bij de bepaling van een lengtepro fiel komen die voor. Deze vloeien grotendeels voort uit verkeerstechnische en esthetische eisen. Enkele voorbeelden van dwanggegevens waar de ontwerper mee moet rekenen zijn: ter plaatse van kruisingen met spoor-, vaar- of rijwegen kunnen hoogteverschillen als dwanggegevens bekend zijn; de hellingen mogen een zekere maximale waarde niet overschrijden; bij toepassing van boven- en onderafron dingen worden zekere eisen gesteld aan de grootten en de onderlinge verhoudingen van de te gebruiken stralen; tangentpunten van as en lengteprofiel moe ten zo goed mogelijk samenvallen; rechtstanden in het lengteprofiel moeten bij voorkeur samenvallen met bogen in de as, en omgekeerd. Het voor de formulering van het lengteprofiel te gebruiken computerprogramma lijkt veel op dat voor de berekening van de hoofdpunten van de as. Werd daarbij gewerkt in het R.D.- coördinatensysteem, nu vindt de berekening plaats in een stelsel met de kilometrering van de as, de /-coördinaat, als abscis en de hoogte boven N.A.P.de z, als ordinaat. Zie nogmaals fig. 1. De door de computer berekende cirkelbogen (of eventueel parabolen) zullen soms gebroken waarden voor de stralen hebben en de toppen van de cirkelbogen zullen vaak op niet-ronde waarden van de kilometrering vallen. In zo'n geval kan de ontwerper bij de be rekening van hoogten van lengteprofielpunten geen gebruik maken van bogentafels. Dan is de aangewezen weg de hoogten van willekeurige punten van een lengteprofiel met behulp van de computer te berekenen, waarvoor eenvou dige programma's bestaan. 6. De bepaling van ontwerpdwarsprofielen Wanneer zowel de as als het lengteprofiel een duidig in getalvorm zijn vastgelegd, kan aan de verdere detaillering van het ontwerp worden begonnen. Deze werkzaamheden omvatten het 88 Dw.Pr.5.6 s NAP-65 Fig. 8. De wijze van tekenen van een dwarsprofiel vroeger (boven) en nu (onder).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 16