vervalt, de vier hoekpunten in coördinaten op te geven. Door snijpuntsberekeningen kan dan dit ge deelte uit de gegevens gesneden worden en zo vervallen. Ditzelfde kan aan de electronische tekentafel worden opgegeven, die dan exact de te verwijderen lijnen kan volgen. De heer van der Most vraagt nu, hoe het moge lijk is een kaarteerblad voor de tweede keer op de tafel van een electronisch tekenapparaat te leggen en hoe hiervan zonder de aanwezigheid van aanlegnoppen de oriëntatie kan geschieden. Hierop zegt de heer Hoek, dat dit een een voudige zaak is, omdat het nu technisch moge lijk is op de electronische tekentafel een kaart te tekenen en deze daarna in een betrekkelijk willekeurige stand te heroriënteren. Dit gebeurt door van een viertal punten van de kaartering in een zelfstandig coördinatensysteem de coör dinaten te bepalen, ongeveer analoog met de werking van de Digimeter. Hierna worden alle berekende coördinaten naar dit systeem getrans formeerd en kunnen de mutaties gekaarteerd worden. De heer Ir. Boerstra van de Provinciale Water staat te 's-Hertogenbosch vraagt zich af of het in landelijke gebieden wel noodzakelijk is topo grafie te meten, de gegevens in een centraal gegevensbestand op te nemen en mutaties hierin te verwerken. Zijns inziens is men alleen geïn teresseerd in het antwoord op de vraag of en waar kabels en leidingen voorkomen, kortom uitsluitend in de x, y, z-gegevens van leidingen. Wanneer deze gegevens op een electronische tekentafel in een kaartering zichtbaar gemaakt zijn, wordt de aldus verkregen situatie dan ook nog ingepast in een kadastrale kaart, waarvan vooral in landelijke gebieden de kwaliteit niet zo goed is. In dit verband stelt de vraagsteller voor, de volgende werkwijze toe te passen. Na bereke ning dient op een electronische tekentafel een kaartering te worden gemaakt, die over de be schikbare topografische gegevens wordt gescho ven, waarna de functie kan worden benaderd van de toepassing van een leidingenregistratie in landelijke gebieden. De voorziter leest hierop een anonieme vraag voor, die betrekking heeft op de door de heer Ir. Rietveld gehouden lezing. „Wat is het minimaal aantal gegevens dat nodig is om met behulp van computer en teken machine a. profielen te kunnen tekenen; b. ontwerp dwarsprofielen te kunnen bepalen; c. volumes te kunnen berekenen?" De heer Rietveld geeft hierop het volgende ant woord: Er zijn nu evenveel gegevens nodig als voorheen, toen alles met de hand werd gedaan. De profielen e.d. moeten eenduidig geformu leerd zijn. De noodzakelijke gegevens moeten volgens vaste regels op een informatiedrager worden vastgelegd. Alvorens dus met een berekening te beginnen moet het probleem tot in details zijn doordacht en volledig zijn beschreven. Ad. a. De gegevens betreffende de te tekenen profielen kunnen zowel langs fotogrammetrische als langs terrestrische weg worden verzameld. Ze moeten (desnoods) met behulp van een foutendetectieprogramma worden gecontro leerd. Aangezien niet alle fouten numeriek kun nen worden opgespoord, is een visuele controle aan de hand van een tekening wenselijk. Alvorens te kunnen tekenen moeten de hori zontale en verticale schaal worden opgegeven, evenals formaat van het te betekenen papier. Ad. b. Om volledige ontwerpdwarsprofielen te kunnen bepalen zijn de volgende gegevens nodig: 1. het ontwerplengteprofiel; 2. het normaal dwarsprofiel; 3. alle afwijkingen van het normaaldwars profiel; 4. de maaivelddwarsprofielen op die plaatsen, dus bij die kilometreringen, waar men een ont- werpdwarsprofiel wil bepalen. Het onder 7 en 2 genoemde is in de vorm van slechts enkele getallen vast te leggen. De maai veldprofielen zijn veelal in een vorige fase van het werk al opgemeten en uitgewerkt. De af wijkingen, het derde punt, geven aanleiding tot het aanbrengen van mutaties in de opgave van de samenstellende elementen van het normaal dwarsprofiel. De mutaties kunnen een wijziging in de lengte of helling van een element betreffen, maar ook het toevoegen of weglaten van elementen. Enkele voorbeelden van wijzigingen zijn: de verbreding of versmalling van een (mid den) berm of van een rijbaan; het aanbrengen van invoeg- en uitrijstroken; het variëren van de dwarshelling van de rijstroken; 100

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 28