tuering van het werk, zal de geodetisch inge nieur zich geplaatst vinden tegenover het feno meen van de weerstanden tegen de verandering en hoe deze te voorkomen. Dit is een apart leerstuk waarin Coch en French in 1948 ex perimenteerden bij het beloningsstelsel in een pyamafabriek (14). In de groep waarin men uit de meisjes vertegenwoordigers koos, hen suggesties liet geven en de andere groepsleden liet instrueren, ontstonden hogere prestaties. In de controlegroep waar men alleen mede deelde dat uit concurrentie overwegingen pya- ma's eenvoudiger gemaakt moesten worden, trad in de eerste 40 dagen 17% verloop op. De Franse filosoof Jankélévitch (16) schrijft, dat er mensen zijn die alle nieuwigheden ver afschuwen. Zij zouden het nieuwe niet afwijzen als men hun dat kant en klaar kon voorzetten en zij vrijgesteld waren van de doop der ver nieuwing, van de gevaarlijke parachutesprong. Het object van de angst is de verplaatsing zelf, niet de nieuwe plaats waar de verplaatste zich zal vestigen. Daarom is deze angst ook niet toe gankelijk voor redelijke overwegingen, want die hebben betrekking op het nieuwe achteraf, niet op het moment in aanleg. Introductie Een psychologisch verantwoorde introductie dient de geodetisch ingenieur dus te kunnen creëren. Dit bleek met name uit de proeven van Ir. W. A. Claessen met de voerstraalmethode in de gemeente Dinther (congres N.G.L., 1969, congresprogramma, pag. 10). Niettegenstaande deze introductie, door b.v. het effect van het onjuist hanteren van de baak door de baakhouder te laten waarnemen in de kijker, bleek achteraf de verveling een negatieve factor te vormen bij de baakhouders. Land- meet-technisch werd alles onderzocht. De men selijke factoren kwamen tot uiting in een be paalde samenstelling van de meetploeg, de in troductie etc. Deze verveling in manueel werk echter is een vraagstuk, waar de bedrijfspsychologie bestrij dingsmogelijkheden tegen kent. Ik noem hier van (14): a. het verdelen van de werkdag in relatief korte werkperioden (stimulering, doordat 't einde in zicht is); b. het laten werken met een prestatie- of bij verschillende ploegen met een competitie element; c. het toepassen van taakverruiming, wellicht met de functie van schrijver in deze ploeg van 5 man. Taakverruiming (job enlargement) kan hori zontaal geschieden (meer variatie) of „verti caal" (door opleiding arbeiders bekwaam ma ken voor fucties van hogere orde). Opleiding en vorming Bij verschillende landmeetkundige instellingen ziet men thans initiatieven om meetassistenten op te doen leiden in eenvoudige handelingen met instrumenten e.d. Ik zou het toejuichen als daarbij niet alleen een technische opleiding werd gegeven, maar ook een mentale vorming als mens aan bod komt, zoals men bij het lager technisch onderwijs kent (20). De meetassistent kan naar mijn mening tot een dagelijkse gesprekspartner van de landmeetkun dige groepsleider worden gevormd, als hij even als de H.T.S.-er vormingscursussen kan volgen. Opleiding en vorming te beoefenen, is één van de belangrijke taken van de huidige geodetisch ingenieur. De eisen die men aan een instructeur mag stellen liggen niet alleen op technisch, maar ook op paedagogisch gebied. Aan de factoren „mens" en „groep", zal aandacht moeten wor den besteed en wanneer hij een leraarsfuctie ambieert ook aan de „didaktiek" (algemene- en didaktiek van het vakgebied). Oudere werknemer Behalve met de problematiek van de jeugdige werknemer zal de geodetisch ingenieur ook in aanraking komen met de vraagstukken van de oudere werknemer in het bedrijf. Is deze werk nemer werkelijk te oud of kan hij geestelijk op een andere plaats in het bedrijf nog goede pres taties leveren? Deze vraag is door verschillende inleiders belicht in een congres over leeftijd en bedrijfsbeleid van de Nederlandse Vereniging voor Bedrijfspsychologie (17). Men dient hierbij de kalenderleeftijd te onderscheiden van de functionele leeftijd. De probleemstelling was: hoe kan men op objectieve basis bij een per soon constateren in welke mate en op welke wijze deze vermindering van functie is voort geschreden of met andere woorden: hoe kan men een „meetlat" ontwikkelen voor die func tionele leeftijd, een meetlat om te zien of ie mand relatief ouder of jonger is in zijn capaci teiten, dan zijn kalenderleeftijd doet verwach ten? Een onderzoeksgroep Functionele leeftijd van het Nederlands Instituut voor Praeventieve Ge neeskunde T.N.O. te Leiden, heeft hiervoor een meetlat ontworpen, waardoor men een meer gedifferentieerd personeelsbeleid kan voeren. Het onderzoek geschiede langs medische weg 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 7