(o.a. met de ergometer), door een vraaggesprek met een arbeidsdeskundige, en het meten van de psychologische functies (b.v. het vermogen om onvolledige figuren te herkennen, de reactie snelheid, e.d.). De uiteidelijke doelstelling was om met deze metingen door bedrijfsartsen en bedrijfspsycho logen de functionele leeftijd te doen bepalen. Vooral door de automatisering wordt tegen woordig op psychologische faculteiten als in zicht, langdurige waakzaamheid, inventiviteit e.d. een beroep gedaan in plaats van op licha melijke inspanning. Voor de geodetisch ingenieur kunnen op grond van deze min of meer objectieve meting b.v. bij personeel in de buitendienst, vraagstukken rijzen van taakherstructurering, taakverplaat- sing, periodiek onderzoek e.d. Daarvoor is no dig een leeftijdspsychologische inventarisatie van alle functies binnen een organisatie. Door intensieve samenwerking van bedrijfs leiding, bedrijfsarts etc. kan men erin slagen de functie en status van oudere werknemers reëel te handhaven. In het huidige proces van eco nomische en technologische veranderingen blij ken de hogere leeftijdsgroepen in toenemende mate de zwakste categorie en zeker lijkt mij dit het geval in landmeetkundige ondernemingen. Oplossingen vergen vaak bijscholing en omscho ling, maar de ouderen schijnen hierbij weinig aan bod te komen. In plaats van een reactief beleid zou men tot een anticiperend beleid moe ten komen, aldus de discussie. Beoordeling „Toch moeten wij beoordelen" luidde de titel van het congres in 1964 van de Nederlandse Vereniging voor bedrijfspsychologie (19), waar in dr. de Wolff, die hierop gepromoveerd is, de moeilijkheden van het beoordelen door een een voudig experiment liet zien. Hij gaf een aantal proefpersonen een boek in handen met de vraag, hoe zwaar weegt dit boek (1140 gram). a. een pakje boter weegt 250 gram: gevolg grote spreiding, mediaan 800 gram; b. een pak suiker weegt een kilo, ook sprei ding, maar mediaan 1100 gram; c. drie vergelijkingsboeken van verschillend gewicht, gevolg kleinere spreiding, mediaan 1050 gram. Conclusies: 1. beoordelingen in de psychologie zijn grof; 2. systematische fouten kunnen een aanzien lijke rol spelen. Drs. van Hoesel e.a. hebben de invloed van vooroordelen, het oordelen op één indicatie, het halo-effect en het hom-effect beschreven. Voorts doet zich het verschijnsel voor van normverschuiving door de drang die de in de beoordelaar levende normering uitoefent (14). Een beoordelingscoördinator moet bij de syste matische personeelsbeoordeling analyseren naar deugdelijkheid en betrouwbaarheid, onderschei denlijk door te vergelijken met andere gegevens en het meten door verschillende beoordelaars. Kortom er is een aparte beoordelingstechniek waarvan men de werking kan lezen in een Mar- kapocket over Prestatiebeoordeling (21). Prof. A. D. de Groot uit Amsterdam stelde op dit Congres (19) de vraag, moeten wij mensen beoordelen op gedragsfeiten of op persoonlijke eigenschappen?" Bij beoordelen voor promotie beleid is er altijd een stuk impliciete voorspel ling. Hoe zal de beoordeelde zich in de toe komst gedragen? In het beoordelingsformulier voor H.T.S.-prak- tikanten ziet men dit aan het slot. Sommige beoordelaars vullen hierbij b.v. in: „Weg- en waterbouw richting lijkt mij beter voor hem" of „lijkt geschikt voor de studie in Delft". Dit stemt ook overeen met het paedagogisch karakter van dit beoordelingsformulier, dat dus niet alleen geliëerd is aan de functieanalyse. Aangezien het een H.T.S.-er in de groei betreft, kan ik er slechts een potentiële betekenis aan hechten en géén absolute. Hij kan in de hoog ste klasse of later in de praktijk nog belangrijk veranderen. Basis voor een sollicitatie mag dit dus eigenlijk niet vormen. Andere leerstukken uit de bedrijfspsychologie Er zijn tal van andere leerstukken uit de be drijfspsychologie en sociologie waar de geode tisch ingenieur mede te maken kan krijgen. Ik noem hiervan in het kort a. „one way" of „two way" communicatie, mondelinge en schriftelijke communicatie (het psychologisch opstellen van een mede deling aan het personeel); b. het overleg in het algemeen en daarbij de gesprekstechniek. De werkelijke dialoog eist een wisselende actieve en passieve rol in het gesprek, een voorbereiding op de uit gangssituatie, een beoordeling van de ge sprekspartner, het bepalen van argumenten en het berekenen van tegenargumenten, het bepalen of ondergaan van de sfeer (4). Het voeren van een goed gesprek is een kunst, waarbij men zich kritisch tegenover zichzelf moet opstellen en zijn gesprekspartner in 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 8