Het net van vaste punten in Nederland door ir. H. de Ridder, plv. Hoofd van de Directie Kadaster en Hypotheken te 's-Gravenhage De dienstleiding van het kadaster heeft enkele aanschrijvingen doen uitgaan over de opbouw en de administratie van het net van vaste pun ten. Hoewel op enkele onderdelen nog nadere richtlijnen zullen volgen lijkt het gewenst, in het bijzonder ten behoeve van de instanties die eveneens met deze punten werken, de huidige gegevens te publiceren. Deze zijn: 1. Punten van het net van de Rijksdriehoeks- meting (R.D.-puntcn) 1.1. Het net van de Rijksdriehoeksmeting zal in de toekomst bestaan uit 4000 pun ten. Het zal zijn opgebouwd uit: a. een kernnet van 1000 punten, met een maaswijdte van ongeveer 8 km, waarin opgenomen: a. 1de eerste orde hoekpunten van het primaire driehoeksnet; a.2. de eerste orde tussenpunten; a.3. de tweede orde punten. b. een verdichting met 3000 derde orde punten. Hierdoor ontstaat een maaswijdte tussen deze punten van 4 km. 1.2. Het bureau van de bijhoudingsdienst der Rijksdriehoeksmeting is belast met de opbouw van dit net binnen de eerstko mende jaren en draagt tevens zorg voor de instandhouding. 2. Hoofdpunten 2.1. Bepaling en controle. 2.1.1. Daarnaast is begonnen met de bepaling van 4000 hoofdpunten. In het alge meen zal de plaats van een hoofdpunt ergens midden tussen vier R.D.-punten zijn gelegen. Hierdoor ontstaat een maas wijdte van gemiddeld ruim 2\ km. 2.1.2. De hoofdpunten komen tot stand door de zorg van de kadastrale diensten (Land meetkundige dienst en Ruilverkavelings- dienst) en van andere diensten. Het hoofd van het bureau van de landmeet kundige dienst beslist of door niet-kada- strale landmeetkundige diensten bepaalde punten als zodanig in het archief worden opgenomen. 2.1.3. Bij het bepalen van de plaats van een hoofdpunt worden de volgende richüijnen in acht genomen. a. Het punt moet solide en duurzaam verzekerd worden. De voorkeur wordt gegeven aan een verzekering in goed gefundeerde gebouwen en kunstwer ken. Bij verzekering in een kunstwerk verdient het aanbeveling de plaats van het punt zo mogelijk op de bovenkant daarvan te kiezen, opdat er een in strument of jalon op geplaatst kan worden en het punt tevens vanuit de lucht zichtbaar is. b. Het is zeer gewenst dat op of nabij het hoofdpunt een verre richting is te zien. c. Aangezien de hoofdpunten speciaal be doeld zijn als uitgangspunt voor terres- trische metingen, is het niet de be doeling een torenspits als hoofdpunt aan te merken. Wel kan de vastlegging tot hoofdpunt worden verklaard; de spits kan dan worden benut om op te richten. 2.1.4. De hoofdpunten worden bepaald als pun ten van een aan te leggen meetkundige grondslag. De bepaling door middel van de traditio nele methode van puntsbepaling vindt slechts plaats in die gebieden waar de sanering van het R.D.-net is voltooid. In alle overige gebieden worden hoofdpun ten slechts bepaald door middel van de zgn. circuitmethode. 2.1.5. Het ligt in het algemeen niet in de be doeling hoofdpunten te kiezen uit reeds bestaande oude puntenvelden. Toetsing van oude grondslagen hiervoor wordt dus afgewezen. 2.1.6. De controle door de landmeetkundige dienst op de aanwezigheid van de hoofd punten geschiedt in het algemeen eens per jaar. De controle op de juiste ligging vindt slechts incidenteel plaats, afhankelijk van de mogelijkheden tot verstoring. 2.2. Afbeelding op overzichtskaarten. In afwachting van nadere richtlijnen dienaangaande kan thans reeds worden medegedeeld: 126

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 10