registratienummer is toegekend en deze zijn op genomen in de door de computers van het kadaster te raadplegen bestanden van een ge automatiseerde centrale bevolkingsboekhouding. Het zal nog zeker tien jaar duren voordat alle gemeenten van Nederland op een dergelijke cen trale zijn aangesloten en andere computercentra via datatransmissielijnen de gegevens van deze centrale willekeurig ter beschikking kunnen krijgen. Daarnaast zal er iets dergelijks moeten worden opgebouwd voor de rechtspersonen: een lande lijk bedrijfsregistratienummersysteem. Een voor deel hierbij is - aangezien vrijwel alle rechts personen/grondeigenaren hetzij in de loonbe lasting, hetzij in de omzet- of vennootschaps belasting zullen vallen - dat de Belastingdienst en het Kadaster een gezamenlijk belang heb ben bij het opbouwen van een soort centraal rechtspersonenregister. Via de op stapel staande Kadasterwet zou het mogelijk kunnen zijn het notariaat te verplich ten gebruik te maken van deze registratienum mers voor natuurlijke en rechtspersonen. Het aantal zakelijke rechten is niet zo omvang rijk. Deze kunnen numeriek gecodeerd worden. Erfdienstbaarheden, kettingbedingen, welstands bepalingen, enz. kunnen eveneens groepsgewijs gecodeerd worden. Het notariaat zou kunnen worden verplicht deze codenummers in de akten te gebruiken. Medewerking in deze heeft voor het notariaat ontegenzeggelijk voordelen. De in het wetsontwerp Kadaster geïntrodu ceerde Kadasterraad zie ik als een interdeparte mentaal overlegorgaan, dat de coördinatie en uniformering van het gegevensverkeer tussen Kadaster en andere instanties zou kunnen rege len. De invoering van het bovengeschetste systeem kan geschieden per bewaring, per burgerlijke gemeente, met een gelijktijdige vernieuwing van het Kadaster. Hiermee bedoel ik geen her meting, maar het fotografisch aanbrengen van het RD-ruitennet op alle nog niet hermeten plans, het digitaliseren van alle plans met elek tronische coördinatenlezers, hernummering en herberekening van alle percelen door de com puter, vervaardiging van de raamkaarten door de centrale plotters, waarbij gelijktijdig een on derzoek naar de zakelijke rechten (als bij ruil verkaveling) en ter visielegging van de door de computer vervaardigde kaarten en lijsten van rechthebbenden kan plaats hebben. Zodoende zou de overgang naar een geautomatiseerd systeem tevens titelzuiverend kunnen werken. De voorbereidingstijd, nodig alvorens gestart kan worden met een geleidelijke invoering, schat ik op ongeveer zes jaar. De overgang zelf zal dan nog zeker drie jaar vergen. Wanneer de samenwerking met andere diensten te wen sen overlaat, of deze diensten zelf vertraging krijgen bij het realiseren van projekten waar het Kadaster in mee moet spelen, zou deze tijd- schatting wel eens fors uit kunnen lopen. Al met al een gigantisch karwei en zoals reeds gezegd, zonder samenwerking met andere dien sten vrijwel onmogelijk te realiseren. Daar deze diensten tot verschillende departementen beho ren, zal het beheer over de centrale computers waarschijnlijk niet door het Kadaster alleen ge voerd kunnen worden. Mijn gedachten gaan uit naar een geautomatiseerde interdepartementale overheidsadministratie als centraal serviceor gaan, waarin het Kadaster participeert. Wie zich met toekomstvisies bezig houdt, loopt het gevaar de grond onder de voeten te verlie zen. Dromen over hoe mooi het wel zou kunnen zijn is weinig effectief. De nuchtere praktijk is dat voor het realiseren van een geautomatiseerd systeem, hoe eenvoudig ook, een flink aantal zeer deskundige lieden nodig is. Deskundigheid, voldoende om een middelgroot computersysteem voor bijv. alleen het geodetisch reken- en teken werk van het Kadaster „aan de praat" te krij gen, ontbreekt bij het Kadaster vrijwel geheel, om van kennis van administratieve automati sering en de daarbij noodzakelijke kennis van administratieve organisatieleer maar niet te spreken. Zonder deze kennis is het zinloos in spraak te wensen in mechaniserings- of auto matiseringsactiviteiten. Een ieder die deze zaken ter harte gaan, kan zich echter door zelfstudie het noodzakelijk mi nimum van deze kennis eigen maken. Het vol gen van kostbare cursussen (in eigen tijd) is hiervoor niet nodig. Het ligt in de macht van ieder hoofd van bureau zijn kantoorbibliotheek te verrijken met enige standaardwerken over automatisering, systeemanalyse, algemene com puterkennis en administratieve organisatie. De Stichting Studiecentrum Administratieve Auto matisering is altijd bereid bij de keuze van boe ken van advies te dienen. Men kan zich natuurlijk afvragen of het wel noodzakelijk is voor een automatisering van het Kadaster te gaan samenwerken met andere diensten en of het niet wat eenvoudiger kan. Deze overwegingen komen deels voort uit de angst „geen baas in eigen huis" meer te zijn, deels uit de (gerechtvaardigde) wens persé „de eigen boontjes te willen doppen". Dit is de na tuurlijke reactie van iedere overheidsdienst die geconfronteerd wordt met deze zaken. Over het algemeen is het Kadaster volkomen 131

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 15