tijdstippen van aankomst van deze fluctuaties bij de twee telescopen gemeten wordt. Dit is mogelijk zonder een kabel- of een radioverbin ding tussen de telescopen. De enige verbinding bestaat uit het oversturen van de magneetbanden waarop men de fluctuaties geregistreerd heeft, samen met zekere nauwkeurige tijdsignalen. Met behulp van een rekentuig worden de mag neetbanden met elkaar vergeleken. Neemt men aan dat de tijdsignalen bij de teles copen Tl en T2 (figuur 5) gelijk lopen dan meet men het verschil in looptijd van de straling van de radiopuntbron naar ieder van de teles copen. Uit dit tijdsverschil kan men, zoals bij de elektronische afstandsmeting, een afstand berekenen (A in figuur 5). Men verwacht van deze methode hoge nauwkeurigheden. Verwant met de elektronische afstandsmeting is verder de radioplaatsbepaling, die van belang is voor de navigatie, voor exploratiemetingen, voor de maridesie en voor de fotogrammetrie [14], [9]. Ook de laser" is uit de elektronika ontwikkeld [18]. Toch is de laser meer een optisch dan een elektronisch apparaat. Een laser is een licht bron die zeer monochromatisch is (een nauw golflengtegebiedje) en waarvan het licht met hoge intensiteit in een nauwe bundel geconcen treerd kan worden. De laser wordt gebruikt als sterke gerichte licht bron bij de elektronische afstandsmeting, vooral voor grotere afstanden (primaire driehoekszij den, afstanden naar kunstmanen en naar de maan). Verder is een laser zeer geschikt voor het uit zetten van „lichtlijnen", bijvoorbeeld bij het boren van een tunnel, voor het egaliseren van terreinen of voor oploden. Niet alleen de elektronika, maar ook de me- chanika heeft een belangrijke invloed gehad op het instrumentarium van de landmeetkundigen in de laatste jaren. Aangezien deze mechani sche ontwikkelingen wellicht beter bekend zijn en gemakkelijker aanspreken, zal worden vol staan met korte aanduidingen. In de eerste plaats zij genoemd de kunstmanen, die het voor de geodeet mogelijk maken grote afstanden te overbruggen omdat deze satellieten vanaf onderling ver uiteen liggende plaatsen zichtbaar zijn, dikwijls zelfs gelijktijdig. Boven dien wordt de loop van een kunstmaan vrijwel alleen beïnvloed door de aantrekking van de aarde en slechts zeer weinig door wrijving en andere storingen. De kunstmanen zijn daarom zeer geschikt om iets te weten te komen over het zwaartekrachtsveld van de aarde en daar mee over de niveauvlakken op aarde. Deze ni veauvlakken dienen als referentievlakken bij normale landmeetkundige metingen en zijn daarom van essentieel belang, vooral als het gaat over grote gebieden. Ook bij metingen op zee kan men goed gebruik maken van kunst manen. Er zijn drie methodes van meten met kunst manen: le. Men meet fotografisch richtingen naar kunstmanen met de sterren als referentie. 2e. Men meet met licht (laser) of met radio golven de afstanden naar kunstmanen (een vorm van elektronische afstandsmeting. 3e. Men meet de afstandsverandering naar een satelliet door de dopplerverschuiving waar te nemen van radiosignalen die door de satelliet worden uitgezonden. Nadere bijzonderheden over het gebruik van kunstmanen kan men vinden in [5] en [6]. Een interessante toepassing van de klassieke mechanika is de gyroscoop, dat is een snel draaiende tol (bij voorbeeld 30.000 omw./min.) die op een bepaalde wijze opgehangen is. Zulke tollen kunnen met een buitengewoon hoge pre cisie gemaakt worden. Bovendien kunnen elek tronische schakelingen zorgen voor een zeer stabiele voeding voor de elektromotor die de tol aandrijft. Indien de draaiingsas van de tol horizontaal wordt opgehangen dan zal de tol trachten met zijn draaiingsas Noord-Zuid te gaan staan. In de praktijk slingert de as om de Noord-Zuid richting. Deze eigenschap wordt niet alleen gebruikt bij het gyrokompas op schepen maar ook voor theodolieten [19]. Met een kleine gyrotheodo- 124 straling van radiopuntbron aarde Fig. 5. Het meten van een afstand met behulp van een radio-interferometer met zeer grote basis.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 8