I 4 4 Bij nummering van de punten kunnen bij aftak kende veelhoeken aan één punt meerdere num mers worden toegekend. Er moet verschil wor den gemaakt tussen lengte- en hoogtemeting. Ter verhoging van de nauwkeurigheid en ter controle kan een meting één of meer keren wor den herhaald. In dit geval is het gewenst, dat kan worden aangegeven hoeveel metingen naar één punt zijn verricht. Bij de detailmeting geschiedt de nummering van de punten automatisch. Deze nummering wordt met indicatoren aangegeven en tevens automa tisch geregistreerd. De moeilijkheid bij de con structie lag in het feit, dat bij meerdere keren meten naar hetzelfde detailpunt voor deze me tingen de automatische nummering niet mag doorlopen. Tenslotte moet kunnen worden aangegeven wel ke metingen bij de automatische verwerking moeten vervallen. Dit kan bijvoorbeeld het ge val zijn bij een snel afbreken van de meetop stelling tengevolge van slechte weersomstandig heden, of omdat de nummering van de punten op de schets van dc ploegleider niet meer syn chroon loopt met het aantal gemeten detail punten, enz. Het registreren van al deze vaste gegevens zal geschieden met behulp van zogenaamde duim- wielschakelaars of dekadeschakelaars. Deze schakelaars zijn pas enige jaren geleden geïntroduceerd maar hebben sindsdien grote opgang gemaakt. Ze zijn met een eenvoudige vingerbeweging in de gewenste stand te plaat sen, waarbij het cijfer of symbool in een ven stertje verschijnt. Een aantal van deze schake laars kan aan elkaar worden gemonteerd tot een compact blok, zodat een overzichtelijk beeld van het gehele getal wordt verkregen. Fig. 9 geeft een beeld van de negen dekade schakelaars die zijn gebruikt. De eerste drie schakelaars geven het stand plaatsnummer, het tweede drietal het richtpunt nummer. Schakelaar 7 geeft de kode aan voor de soort veelhoeksmeting. Op schakelaar 8 kunnen gegevens worden ingesteld als een spe ciaal meetwerk voor lange afstanden wordt ge bruikt. Op de laatste schakelaar kan het aantal metingen naar hetzelfde richtpunt worden ver meld. Hierop kan ook een foutmelding worden ingesteld. Bij iedere meting moeten dus de volgende aan tallen bits (0 of 1) worden geregistreerd: 29 bits in gray-kode afkomstig van de kode- schijven; 36 bits in binair-decimaal kode afkomstig van de dekadeschakelaars; 8 bits in binair-decimaal kode afkomstig van de automatische detailpuntnummering. Er is een uitvoerig onderzoek ingesteld welk ge heugen het meest geschikt is voor het verzame len van de meetgegevens. De keuze is hierbij gevallen op een kleine cassettemagneetband. De redenen voor deze keuze waren het lage gewicht de kleine omvang de gemakke lijke uitwisselbaarheid van de cassettes -- en het feit dat de cassettes en ook zelfs de recor ders overal verkrijgbaar zijn. Uit uitvoerige proef metingen is tevens gebleken dat de registratie op de banden zeer betrouw baar is. Op de afdeling elektrotechniek van de T.H. zijn op een bandje ongeveer 70.000.000 pulsen ge registreerd zonder dat een fout werd gecon stateerd. Op de magneetband worden drie soorten signa len geregistreerd: Een „starf'-signaal wordt gegeven voor iedere meting. Dit signaal bestaat uit 35 pulsen van 1 kHz.; Het „1 "-signaal bestaat uit 24 pulsen van 1 kHz.; Het „0"-signaal bestaat uit 8 pulsen van I kHz. Iedere meting bestaat uit een „starf'-signaal gevolgd door de benodigde 73 „0"- of „1 "-sig nalen. Er kunnen ongeveer 1200 metingen (van ieder 74 signalen) op één magneetbandje wor den geregistreerd. ifiü 154 Figuur 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 10