Verslag discussie NGL-congres
20 september 1 969 te Arnhem
Naar aanleiding van de lezing van ir. de Munck
werd door de heer van Herpen van de Provin
ciale Waterstaat te 's-Hertogenbosch gevraagd
of de „Laser"-stralen gevaar opleveren en hoe
men denkt over het gebruik door niet-deskun-
digen.
Ir. de Munck antwoordt, dat de in de landmeet
kunde te gebruiken z.g. gaslasers (neon-helium-
lasers) praktisch ongevaarlijk zijn. De „lasers",
die men gebruikt voor ruimtemetingen zijn wel
gevaarlijk, omdat de lichtpulsen bijzonder sterk
zijn en grote schade kunnen aanrichten.
De heer Vermaren merkt op, dat spreker heeft
genoemd een nauwkeurigheid te kunnen berei
ken van een tiende millimeter op 10 kilometer;
suggereert hij hierbij niet de lichtsnelheid te
kennen met een factor 1 108?
De heer de Munck antwoordt, dat dit niet reëel
is, tenzij men in plaats van de gebruikelijke een
heid, nl. de meter, als standaard de lichtseconde
neemt. In heel veel ruimtemetingen (bv. bij de
bepaling van de afstand van de aarde naar de
maan), drukt men de afstanden uit in licht-
seconden.
Waar vele van deze metingen uitsluitend defor
matiemetingen zijn, is de gebruikte eenheid min
der belangrijk. Spreker vraagt zich af, of de
lichtseconde voor de toekomst niet de beste
maat zou zijn.
De voorzitter zegt hierna ir. de Munck harte
lijk dank voor de door hem gegeven inleiding
en het beantwoorden van de gestelde vragen.
Naar aanleiding van de lezing van de heer dr. ir.
Bogaerts stelt de heer van Soeren van het Ka
daster de vraag wat voor soort impulsen men
waarneemt (hoort) bij het afdraaien van het
bandje van de zelfregistrerende tachymeter; kan
men geluiden waarnemen en welke geluiden zijn
dit dan?
De heer Bogaerts antwoordt, dat hij bij de ont
wikkeling van het apparaat een keus heeft moe
ten maken uit verschillende mogelijkheden voor
de frequenties van de pulsen; hij heeft moeten
volstaan met het gebruik van één frequentie nl.
van één kHz; wat men zou horen zijn tikjes,
die elkaar heel snel opvolgen. Een signaal van
twee seconden bestaat uit ongeveer 80 tikjes.
Desgevraagd verklaart hij nog, dat de snelheid
van opname en registratie even groot is als de
snelheid, waarmee de band kan worden afge
draaid. Na opname heeft binnen twee seconden
registratie plaats.
Ir. Boerstra vraagt zich af, waarom de inlei
der niet heeft gesproken over de door hem
gebruikte kijker. Hij meent uit ervaring te kun
nen stellen, dat het gebruik van de optiek van
een basisafstandmeter nogal wat moeilijkheden
met zich mee kan brengen, vooral in het samen
brengen van de beide beelden; een en ander
komt, naar de mening van de vraagsteller, de
nauwkeurigheid niet ten goede. Voorts meent
de vraagsteller dat het toegepaste principe van
de basisafstandmeter een bron genoemd kan
worden van vermoeidheidsfactoren en in het
algemeen nogal wat extra zorg met zich mee
brengt.
De inleider zegt hierop, dat bij het prototype
gebruik is gemaakt van de optiek van oude in
strumenten en geen nieuw principe van beeld
scheiding is toegepast; de kijker bevat naast een
vrij groot oculair, een objectief en een centrale
instellens, waarbij de beeldscheiding wordt ver
zorgd door een prisma van Fresnel. Voor de
beeldscheiding is dit wel eenvoudig maar niet
ideaal, daarom wordt nu een geheel nieuwe kij
ker ontworpen door de firma Franke in Duits
land, een dochteronderneming van de firma die
het apparaat in productie gaat nemen. Spreker
hoopt dat de nieuwe kijker wel zal voldoen.
Ir. Boerstra vraagt nu tot welke afstanden dit
instrument gebruikt kan worden.
De heer Bogaerts zegt, dat men in verband met
de automatische registratie ook minimale af
standen moet kunnen opnemen. Het apparaat
kan dus meten van 0 tot oneindig. Het meten
van de grote afstanden is slechts afhankelijk
van de vermenigvuldigfactor, die bereikt wordt
via het inbouwen van driezijdige prisma's. Zo
is het mogelijk vermenigvuldigconstanten van
1 tot bv. 500 te realiseren; er zou bij de meting
ook gebruik gemaakt kunnen worden van een
hulpbasis, al wordt hiermede de nauwkeurig
heid niet bevorderd.
Spreker zegt, dat nog geen uitgebreide proef
nemingen zijn gedaan, maar dat hij desondanks
meent te kunnen zeggen, dat het instrument be
doeld is voor afstanden van nul tot honderd
meter, waarbij de nauwkeurigheid dan als even
redig met de afstand beschouwd kan worden,
terwijl dit boven de afstand van 100 m niet
meer het geval is.
Mej. Best stelt nu de vraag, wat er moet gebeu
ren, wanneer er bij de opname vergissingen zijn
begaan en wat de kosten van herstel zullen zijn.
167