worden in hun oorspronkelijke stand vastge klemd aan het niet-draaibare deel van de kijker) dan wordt het afgelezen baakinterval Xa cos a. Vermenigvuldiging van deze grootheid met de zelfde constante A geeft de horizontale lengte l0. Deze situatie is in figuur 4 weergegeven. Draaien we de twee driezijdige prisma's over 100 graden en zetten we ze daarna weer vast, dan is het baakinterval Xa sin a. Door weer met dezelfde constante A te vermenigvuldigen wordt het hoogteverschil verkregen. Zie situatie in fi guur 5. Ondanks dit eenvoudige principe is de bereke ning van de stralengang bijzonder ingewikkeld. Na uitvoerige berekeningen bleek, dat met een vermenigvuldigconstante van 100 en bij een gereduceerde lengte van 50 meter onder een helling van 15 graden een fout in de lengte wordt gemaakt van 21 mm. Het blijkt dat deze kleine afwijking nog ge ëlimineerd kan worden door één van de bre kende vlakken van de binnenste pentagoon- prisma's een verdraaiing van 44 dmgr te geven. Op de overige optische onderdelen voor de kijker en de beeldscheiding zal ik hier niet na der ingaan. De afstand tussen de twee penta- goonprisma's en ook de horizontale richtingen die met het instrument moeten worden gemeten zijn analoge grootheden. Omdat deze uiteinde lijk digitaal worden geregistreerd, moeten de meetgegevens een analoog-digitaal omzetting ondergaan. Met behulp van een aantal heugels en tandwielen wordt de verschuiving van de prisma's omgezet in een rotatie. Bij dit instru ment hebben we nu alleen maar te maken met de analoog-digitaal omzetting van een rotatie. De analoog-digitaal omzetting Een analoog-digitaal omzetter die bedoeld is voor het omzetten van een rotatie in digitale elektrische signalen, bestaat uit één of meer schijven of trommels voorzien van een kode. Een afleesmechanisme zorgt er voor, dat de kode wordt afgelezen en omgezet in een getal. Analoog-digitaal omzetters kunnen worden verdeeld in twee kategorieën: a - d omzetting waarbij een interval op de kodeschijf wordt afgelezen (incrementale methode) a - d omzetting waarbij de stand van de afleesindex ten opzichte van de kodeschijf wordt gemeten (absolute methode). Met de eerste methode meet men een hoek en met de tweede een richting. Ik heb de voorkeur gegeven aan de tweede me thode, omdat bij meting van een hoek een aan tal signalen moeten worden geteld waarvoor een teller naar het terrein moet worden meegeno men. Naar de aard van het afleesmechanisme en het materiaal waarvan de kodeschijf is ver vaardigd, onderscheiden we de volgende soor ten a - d omzetters: 150 Figuur 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 6