heeft voor een groot deel de hier genoemde gevallen niet alleen onderkend als een gevaar voor de buurman maar evenzeer als een gevaar voor de omgeving. In zijn inleiding tot de Hin derwet in de editie Schuurman Jordens schrijft Mr. C. J. Nierstrasz: „De Hinderwet heeft ten doel de bescherming van de omgeving van inrichtingen, zoals fa brieken en werkplaatsen, tegen het gevaar, de schade of de hinder welke zulke inrichtingen naar buiten kunnen veroorzaken. Gevaar, schade of hinder binnen de inrichtingen valt dus niet onder deze wet; hierin voorziet in hoofdzaak de Veiligheidswet 1934". De Hinderwet tracht dit doel te bereiken door de oprichting, uitbreiding, wijziging, het in wer king brengen of het in werking houden van deze inrichtingen aan een vergunning te binden. Welke in concreto deze inrichtingen zijn, is bij algemene maatregel van bestuur, nl. het Hin- derbesluit, aangegeven. Tevens kunnen aan be staande vergunningen voorwaarden worden toe gevoegd of gestelde voorwaarden worden ge wijzigd, wanneer de ondervinding de noodzake lijkheid ervan heeft aangetoond, terwijl voorts ook opgelegde voorwaarden kunnen worden in getrokken. De beoordeling over het al of niet verlenen van de vergunning en de eventueel te stellen voor waarden berust, behoudens enkele uitzonde ringen, bij het betrokken college van Burge meester en Wethouders. Daar ongeveer 90% der onder de Hinderwet vallende inrichtingen tevens onder de Veilig heidswet 1934 vallen, is het verband, dat tussen beide wetten sinds 1896 bestaat, in de huidige wet gehandhaafd. Dit verband is aldus gelegd, dat bij de aanvrage voor nieuwe inrichtingen de eigenlijke Hinderwetsprocedure geen voort gang heeft, wanneer het Districtshoofd der Ar beidsinspectie heeft verklaard, dat op de in richting de Veiligheidswet 1934 van toepassing is, doch dat zij niet zal voldoen aan de in artikel 35bis dier wet bedoelde voorschriften. De aan vrage wordt dan eenvoudigweg niet verder in behandeling genomen. De gang der procedure is in het kort, dat het gemeentebestuur de voorgeschreven kennisge vingen van het ingekomen verzoek doet, deze ter visie legt en vervolgens een openbare zitting houdt, tijdens welke bezwaren tegen inwilliging van het verzoek kunnen worden ingewacht. Hierna beslist het gemeentebestuur zo spoedig mogelijk. Tegen deze beslissing kan beroep op de Kroon worden ingesteld. Vóór de koninklijke beslissing wordt de afdeling voor de Geschillen van Be stuur van de Raad van State gehoord; op de openbare zitting van deze Afdeling kunnen de betrokkenen verschijnen. De naleving van de wet wordt verzekerd door een strafrechtelijke sanctie, nl. bedreiging van boete of hechtenis tegen overtreding, alsmede door een administratieve sanctie, welke hierin is gelegen, dat een inrichting, welke zonder, of niet overeenkomstig de verleende vergunning wordt gedreven, door het Gemeentebestuur wordt gesloten; een eventueel verleende ver gunning komt alsdan na een half jaar te ver vallen. In het Hinderbesluit worden zeer gedetailleerd alle inrichtingen genoemd, welke onder deze wet vallen. In het algemeen bijv. alle inrich tingen waar men van motoren gebruik maakt, voorts patates-frites-bakkerijen, autosloperijen enz. Het storen van radio-ontvangst geldt ook als ernstige hinder! Nog even dient opgemerkt te worden dat wan neer de Gemeente krachtens de Hinderwet een vergunning verleent, we hier te maken hebben met een publiekrechtelijke vergunning die nooit het burgerlijk recht van de buurman terzijde kan stellen, als hij maar kan aantonen dat hij hinder heeft. En we mogen aannemen, daar krachtens de bepalingen der Hinderwet de buurman gelegenheid heeft gekregen te pro testeren, dat de betrokken gemeente van te voren zich voldoende heeft vergewist van de kansen die een eventuele aktie zou hebben. Maar B W en rechter zijn twee! De Hoge Raad deed in 1914 dan ook de volgende uit spraak: „Wie door geraas, gedreun en trillingen te veroorzaken, aan een ander ernstige hinder toebrengt in het normaal gebruik van zijn eigen dom, schendt diens eigendomsrecht evenzeer als door beschadiging der zaak zelve. Daaraan doet niet af, dat de voorschriften der Hinderwet zijn nagekomen". Lediging beerputten De artikelen 704 en 705 hebben voor een groot deel, althans in de steden, hun betekenis ver loren. Het gaat hier om onderhoud, reiniging en lediging van gemeenschappelijke regenbakken, putten, secreten, riolen, goten en dergelijke. De reiniging van gemeenschappelijke secreten moet beurtelings, dan over het ene, dan over het an dere erf geschieden. Gemeenschappelijke sloten Artikel 706 veronderstelt dat alle grachten en sloten gemeenschappelijk zijn, indien er geen titel of teken van het tegendeel aanwezig is. Als 193

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 13