duurt en de rechtsvordering dus niet door ver jaring teniet kan gaan! De Hoge Raad geeft hier ogenschijnlijk een wat slappe uitspraak, het Hof te 's-Gravenhage gaat wat verder. Hier zou ik willen opmerken dat in het algemeen dus een vordering wordt toegewezen wanneer a. er een nieuwe toestand geschapen wordt die tot con flicten kan leiden en b. wanneer het belang van klager aantoonbaar is. „Indien de wortels der bomen op zijn erf door schieten, heeft hij het recht om die aldaar zelf weg te hakken; ook de takken mag hij afsnijden, indien de nabuur op zijn eerste aanmaning ge weigerd heeft dit te doen, en mits hij niet op de eigendom van de nabuur treedt". Hier hebben we te maken met één van die wei nige gevallen dat men als eigen rechter mag op treden. Men ontleent hieraan ook vaak het recht om overhangende bloesemtakken af te snijden en overhangend fruit te plukken, maar een der gelijke daad wordt beslist niet door dit artikel gedekt. Mag men nu, ook indien de afstand van twee meter in acht genomen is, te allen tijde bomen houden? De Hoge Raad besliste in 1952 als volgt: „Verbindend is het gebod aan eigenaren van geboomte, dat toetreding van lucht en zon tot gebouwen of erven hinderlijk schaadt, deze op aanwijzing van B W te verwijderen, in te korten of te snoeien". Nog dient te worden opgemerkt dat een veror dening mag verbieden houtgewas te hebben, dat de openbare veiligheid in gevaar brengt (H.R. 1933). Enclaves Een bijzonder geval wordt reddend geregeld door artikel 715: „De eigenaar van een stuk land of erf, hetwelk tussen andere landen zo danig ligt ingesloten dat het geen toegang heeft tot de openbare weg of de openbare vaart, is bevoegd om van de eigenaars der naastgelegen landen te vorderen, dat zij hem een uitweg, ten dienste van zijn land of erf, aanwijzen, onder verplichting van een vergoeding, evenredig aan de te veroorzaken schade". Het betreft hier de uitzondering, die in artikel 679 is gemaakt t.a.v. het recht van iedere eige naar, zijn erf af te mogen sluiten. De Hoge Raad merkt in 1959 op: „Denkbaar is, dat een recht van uitweg niet kan worden geldend ge maakt indien het ingesloten land voorheen deel uit maakte van een perceel over hetwelk het toegang had tot de openbare weg, en waarvan het door verkoop is afgescheiden". Heeft de eigenaar een aangrenzend aan de open bare weg gelegen perceel in huur, dan moet hij daarvan gebruik maken om zijn perceel te bereiken. Reeds in 1869 bevestigde de Hoge Raad dat dit recht niet door verjaring kan worden ver kregen. Artikel 716 bepaalt voorts nog dat de uitweg als regel genomen moet worden aan de zijde waar de toegang van dit perceel tot de openbare weg of openbare vaart het kortst is, zo echter dat bij voorkeur altijd de richting genomen wordt, die de minste schade veroorzaakt aan het land waarover de uitweg wordt verleend. En artikel 717 voegt er nog aan toe dat indien het recht tot schadevergoeding door verjaring is teniet gegaan, het recht van uitweg blijft voort duren. Maar volgens artikel 718 houdt de ver leende uitweg op van het ogenblik af dat hij door het ophouden der omstandigheden niet meer noodzakelijk is, en in dat geval kan men zich niet op verjaring beroepen, hoe lang de uit weg ook mocht hebben bestaan! Gemeenschappelijke wegen Artikel 719 tenslotte bepaalt dat voetpaden, dreven of wegen, die gemeenschappelijk eigen dom zijn van verscheidene geburen en die hun tot uitweg dienen, alleen met algemene toestem ming kunnen worden verlegd, vernietigd of tot een andere bestemming kunnen worden ge bracht dan waartoe zij bestemd waren. En hiermede zijn we aan het slot van de na buurrechten gekomen, immers artikel 720, het laatste artikel van de vierde titel van het tweede boek, verklaart alleen, dat bij bijzondere wetten en verordeningen de rechten en verplichtingen worden geregeld die ten algemenen nutte zijn en betrekking hebben op de voet- en jaagpaden langs bevaarbare en vlotbare rivieren, alsmede het maken of herstellen van wegen, dijken en andere gemeenschappelijke werken. Tenslotte wil ik er op wijzen dat blijkens een in 1937 door de Hoge Raad gedane uitspraak de eigenaren er steeds rekening mee moeten hou den, dat een verordening mag verbieden ontsie rende reclame te maken. Ook kan verboden worden aan een dijk huizen te bouwen of te verbouwen (H.R. 1939). 195

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 15