Van Internationaal Informatiecentrum voor het Kadaster
naar Office International du Cadastre et Régime Foncier
door P. S. Teeling Ing.,
technisch hoofdambtenaar le klasse van het Kadaster te Alkmaar.
In de wijde kring van allen die zich bezig hou
den en hielden met zaken, die de grondeigen
dom en de administratie ervan raken, is men
eigenlijk sinds jaar en dag er op uit geweest om
te trachten na te gaan, hoe in een ander land
dan het zijne het met die grondeigendom en de
administratie van de zakelijke rechten op on
roerend goed wel gesteld was. Niet alleen nu
maar ook in vroeger jaren wilde men inter
nationaal van elkander leren.
Wanneer die wederzijdse internationale be
ïnvloeding met betrekking tot de zaken van
landregistratie en kadaster is begonnen, is niet
goed na te gaan en doet er trouwens minder
toe. Voor wat ons land betreft kan wel worden
gezegd dat ook ten aanzien van het Kadaster
de ramen open stonden naar alle kanten. Dat
vanuit het Westen met de zeewind geen ideeën
mee kwamen uit Engeland, was niet onze
schuld: van landadministratie in de moderne
vorm van een perceelsgewijs kadaster en een
openbaar register als op het Continent was
daar nog geen sprake. Maar vanuit Oost en
Zuid was de beïnvloeding des te meer vrucht
dragend. Zo danken we opzet en instelling van
het Nederlandse Kadaster aan Frankrijk, en de
grondigheid van zijn technische basis groten
deels aan de Duitsers; en als in het eerste
kwart van de twintigste eeuw ook in Nederland
de tijd rijp is gemaakt voor ruilverkaveling,
worden al heel spoedig een paar landmeters
van het Kadaster naar het Rijnland gestuurd
om daar te kunst van het ruilverkavelen in de
praktijk te leren en het thuis naar Nederlandse
vormen te bewerken.
Doch een echt georganiseerde internationale
aanpak van uitwisseling van ideeën op het ge
bied van de Overheidsadministratie van onroe
rende goederen en van de landregistratie zien
we eerst heel in het prille op het Internationaal
Congres voor de gebouwde eigendom, dat in
oktober 1923 in Parijs werd gehouden. Op dit
Congres werd namelijk niet alleen vastgesteld,
dat de aanwezigheid van een Grondboek en
van een Kadaster van overwegende betekenis
zijn voor de eigendom van onroerend goed,
maar ook, dat het wenselijk was, dat een inter
nationale commissie de wetten en feiten be
treffende Grondboek en Kadaster in hun volle
omvang ging bestuderen. Men achtte het ook
wenselijk, dat de Instituten van het Grondboek
en van het Kadaster in alle landen op eenzelfde
leest zouden worden geschoeid, in het bijzon
der voor wat hun bewijskracht betreft. Tevens
zou deze internationale commissie van deskun
digen moeten onderzoeken, of overal de Grond
boeken en Kadasters wel tot op de dag werden
bijgehouden, terwijl voor die landen waar zulks
niet het geval was, het nodige moest worden
verricht om de regeringen van die landen te
bewegen, hiervoor zorg te doen dragen.
U ziet wel, dat men toen in die na-oorlogse
sfeer van internationale verbroedering Parijs
was een centrum van internationale bijeenkom
sten; de Volkenbond had er een Instituut voor
Intellectuele Samenwerking niet bang was
van het verstrekken van onmenselijk-zware op
drachten.
Maar ook later in de tijd hield de internatio
nale situatie op kadastraal terrein de geesten
bezig. Op het eerste congres van landmeters
uit geheel Europa dat in 1926 in Parijs werd
gehouden, waar voor Nederland de internatio
naal zeer bekende landmeter van het Kadaster
J. M. H. Heines (inmiddels sinds lang gepen
sioneerd en te Maastricht wonende) aanwezig
was, stond vooral de bestudering van Grond
boek en Kadaster in andere landen in het mid
delpunt van de belangstelling. Interessante
mededelingen over het hoe en waarom van
de landadministratie in de verschillende Sta
ten kon men in de geanimeerde debatten op
vangen.
En ook d i e deskundigen achtten het nodig,
dat het vraagstuk internationaal werd aange
pakt; zij gaven de opdracht tot bestudering van
de inrichting en werking van de verschillende
Kadasters en instituten van landregistratie in
197