om deze te doen doorsturen naar de UNO-
vertegenwoordiger van hun land.
Deze papieren pogingen om een echt inter
nationaal informatiebureau voor landregistra-
tie (naderhand in 1949 in Lausanne opgericht)
te verkrijgen, bleven pogingen zonder meer en
in 1954, na het overlijden van Danger, bleef
slechts prof. Hegg over om het vlammetje
brandende te houden. Hoe weinig door het
ontbreken van geld en een goed geoutilleerd
apparaat ook een actief man als prof. Hegg
kon bereiken, blijkt wel uit het resultaat van
zijn enquête in 1955 m.b.t. de inrichting der
kadasters in de bij de FIG aangesloten landen.
Slechts Duitsland had een antwoord gestuurd.
De mogelijkheden voor de totstandkoming van
een goed-werkend internationaal bureau voor
het Kadasterwezen werden aanzienlijk groter,
toen op het Internationaal Landmeterscongres
te Scheveningen in 1958 de directeur van het
Nederlandse Kadaster, mr. ir. S. M. Meelker,
na overleg met de Nederlandse regering het
aanbod deed, dit bureau de nodige materiële
en personele steun te verlenen.
Ten einde dit laatste te kunnen verwezenlijken
werd de zetel van het bureau naar Den Haag
verplaatst. Naast een betere materiële en per
sonele grondslag werd ook de basis van het
éénmanscomité verbreed en trad een aantal
vooraanstaande deskundigen toe tot de zgn.
Board of Management. Naast mr. ir. Meelker
als president en mr. ir. J. L. G. Henssen als
secretaris waren dat o.a. prof. dr. ing. Alois
Barvir, van het Bundesamt für Eich- und Ver-
messungswesen uit Oostenrijk, de bekwame
dr. ing. Fr. Kurandt uit Duitsland (een der
beste hedendaagse deskundigen op dit terrein),
V. L. O. Sheppard, de schrijver van het stan
daardwerk „Land Registration", over wie ik
reeds eerder in dit artikel sprak, Chr. Noble,
vroeger Surveyor General van Malakka, H.
Vasters, directeur-generaal van de administra
tie van het Belgische Kadaster.
Na een aanlooptijd van enige jaren waarin
de archieven van het Zwitserse Office en die
van de Franse Commission Cadastrale naar
het informatiecentrum te Den Haag werden
overgebracht heeft het bureau van het Office
zich kunnen bezighouden met de taken en het
doel, die men zich sedert zijn oprichting voor
ogen stelden. Tot de taken behoort allereerst
het bijeenbrengen van documentatiemateriaal
betreffende bestaande Kadastersystemen en
Grondboekstelsels, alsmede de systematische
opberging van dit materiaal. Ten tweede is
daar de samenstelling van vergelijkende stu
dies met betrekking tot het Kadasterwezen en
de landregistratie. Het doel van al deze arbeid
is nog steeds het verschaffen van zo volledig
mogelijke inlichtingen en het verstrekken van
adviezen over de verscheidenheid van Grond
boekstelsels en Kadastersystemen.
Dit informatiebureau (sedert 1959 officieel ge
naamd het Office International du Cadastre
et Régime Foncier, O.I.C.R.F.) heeft in de
loop van zijn korte bestaan internationaal een
steeds groeiende bekendheid gekregen. Gelijk
elders in onze samenleving viel ook hier te
constateren, dat een wisselwerking bestaat tus
sen geven en krijgen. Hoe beter en uitgebreider
het Office zijn inlichtingen en adviezen kon
verschaffen, hoe uitgebreider documentatiema
teriaal naar het Office toevloeide, en omge
keerd. Uit de gepubliceerde jaarverslagen van
het Office blijkt dit wel zeer duidelijk. In
1962, toen de eerste ontwikkelingsfase was af
gesloten, telde de bibliotheek van het bureau
rond 1000 nummers, omvattende tamelijk goed
materiaal uit 14 landen en fragmentarische ge
gevens uit 26 andere staten. In 1968 was dat
gestegen tot ongeveer 1700 studies en omstreeks
1300 formulieren en plans betreffende land-
registratie en Kadaster in 115 landen, en daar
enboven nog een bibliografie van 1375 studie
boeken en tijdschriftartikelen over dezelfde
onderwerpen.
Uit alle delen van de wereld komen op het
bureau aan het Ministerie van Financiën naast
vele gegevens ook zeer vele verzoeken om in
lichtingen binnen over zaken, die op het werk
terrein van het O.I.C.R.F. liggen. Belangrijke
en minder belangrijke. En dit is uiteraard be
grijpelijk als men ziet, dat b.v. tussen 1962 en
1968 uit alle delen der wereld ongeveer 1160
zendingen zijn ontvangen en in dezelfde periode
3100 brieven, rapporten en drukwerkzendin
gen naar enige honderden correspondenten
werden afgezonden. Zo werden uitgebreide hoe
veelheden documentatiemateriaal gezonden aan
o.a. de directeur van het in oprichting zijnde
Kadaster van Nepal, aan de leider van de
kadastrering van Iran, aan die van Lybië, aan
de Staatscommissie ter zake van de landregis
tratie van Zweden, de Chief Cadastration and
Land Replotting van China te Taipei, om er
maar enkele te noemen. Ook wist menige vak
genoot het Bureau van het Office te Den Haag
te vinden, zoals een ambtenaar van de Ameri
can Geodetic Survey uit Panama, de Coördina
tor for Maps van het State Department uit
Washington, de directeur van het Nationale
Kartografische Centrum van Iran, een grote
groep Japanse landmeters die in Den Haag
haar licht kwam opsteken t.a.v. de verschil-
199