aspecten van een ruilverkaveling welke in I.C.W.-verband is verricht. Onder het hoofdstuk: „het scheppen van keuze mogelijkheden" geeft schrijver allereerst aan, dat de doelstelling van een plan, nl. het streven naar de beste oplossing voor een bepaald pro bleem inhoudt, dat meerdere mogelijkheden, alternatieven, zijn overwogen en bestudeerd. De ontwerpalternatieven, die gewoonlijk in het sta dium van de voorstudie al worden geëlimineerd, dienen qua detaillering mee te groeien met het beoordelingsniveau (vormgevingsvarianten). Een opzet, waarbij systeemaltematieven een rol spelen, kan de voorkeur hebben boven het ge bruik van ontwerpalternatieven. Ideaal is echter een werkwijze, waarbij de com binatie van beide categorieën alternatieven tot in de eindfase leiden tot het optimale plan, waarbij schrijver het gevaar onderkent van het verzeild raken in grote hoeveelheden tijd- en geldverslindende studies van alternatieven. Vervolgens besteedt de heer Spijk aandacht aan de wijze van beoordeling, waarbij een behoefte aan beter controleerbare, nameetbare, meer kwantitatieve beoordelingsmethoden te consta teren valt; hierbij worden voor de bij de systeembenadering voor elk der operationele doelstellingen aangelegde criteria, adequate een heden gehanteerd, b.v. voor de rijafstanden: ki lometers; voor de onkosten: geldbedragen. Nog onopgelost echter is de onderlinge afwe ging van de operationele doelstellingen, de daarbij aangelegde maatstaven en de daaruit voortvloeiende alternatieven. Een expliciete waardeschaal voor de oplossing van dit pro bleem lijkt de economische (of beperkt: het geld), hoewel niet alle factoren hierin zijn uit te drukken (b.v. de factoren wooncomfort, waardering voor het landschap). De beoordeling is in vele gevallen een keuze vraagstuk, waarbij een keus gemaakt moet wor den uit een aantal zeer moeilijk vergelijkbare grootheden. Het ligt voor de hand, dat gezocht werd naar een formeel stelsel, waarbij de detail beoordeling in getal en cijfer wordt uitgedrukt. Dit is bereikt in een systeem, waarin twee hoofd criteria worden gebruikt, nl. het gewicht g, dat aan een onderwerp of doelstelling wordt toege kend en de kwaliteit k, die de mate van reali satie in het plan aangeeft. De eenvoudigste vorm van de verhouding g tot k is die, waarin het produkt g x k per detail een indicatie geeft voor de kwantitatieve beoordeling van het plan. Vervolgens geeft de schrijver een aantal toe passingen van het gebruik van de vorm g.k en ontwikkelt hij enkele gedachten over mogelijk juistere wijzigingen in deze vorm. Tenslotte spreekt hij de hoop uit, dat zijn artikel kan bijdragen tot een enigermate afgeronde werkwijze op pluriform wetenschappelijke basis voor de beoordeling van alternatieve plannen met betrekking tot de ruimtelijke ordening. In de uitgave van januari 1970 zijn twee bij dragen van de heer E. A. B. van Vianen opge nomen, die beide betrekking hebben op het meest westelijke deel van Brabant en wel het gebied rond Bergen op Zoom. Het eerste artikel is een beschouwing over het „Reimerswaalplan en de Scheldezoom". In een veertiental pagina's tekst behandelt de schrijver de totstandkoming van het bovengenoemd plan, dat haar oorsprong vindt in het zgn. „Kreekrak- plan" van 1959 of meer nog in het verlaten van dit plan naar aanleiding van het met België overeengekomen tracé voor het Schelde-Rijn- kanaal. De heer van Vianen geeft vervolgens een op somming van hetgeen in de verschillende be leidsbeslissingen over het plan is gesteld en gaat daarna vrij uitputtend in op de relaties die tus sen het plan Reimerswaal en de regio Schelde zoom in planologisch opzicht bestaan. Een op deze relaties gebaseerde visie voor Scheldezoom en Reimerswaalplan wordt vrij ge detailleerd beschreven; hierop aansluitend wordt een indruk gegeven van de kosten van het ge hele plan. De illustraties bij de tekst zijn eenvoudig van aard; op een kleinschalige, topografische onder grond zijn de details veelal schetsmatig aange geven in eenvoudige signaturen en tinten zwart. Het tweede artikel betreft een nauw met de hiervoor beschreven structuurschets samen hangend recreatieplan en wel het recreatieplan „Het verdronken land van het Markiezaat". Dit groots opgezette plan is van behoorlijk for maat; op een van de bijgevoegde kaarten wordt dit heel duidelijk geïllustreerd waar nl. op een grijsdruk van het plan de topografie van de be staande recreatieoorden Braassemermeer en de Kager plassen geprojecteerd zijn. Dat aan de verdere uitwerking van dit plan en de realisering ervan ook problemen van for maat verbonden zijn, behoeft geen betoog. De heer van Vianen heeft met de hierboven- genoemde artikelen het essay voortgezet, dat door Jhr. Ir. de Ranitz in het decembernummer van de vorige jaargang ontwikkeld is ten gunste van een plan voor een sterke uitgroei van Z.W. Nederland. Tenslotte wijs ik voor de liefhebbers op een bij drage van juridische aard. In het december- 201

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 21