ve
V
I
I
bekwame
landmeetkundigen
a
9
I
van steenis w.a.
deling en bijwerking der kadastrale plans. Zijn
verhaal is, dacht ik, te weinig gefundeerd om
aanvaardbaar te zijn. Het staat voor mij vast
dat de materie veel moeilijker is dan door de
heer Krietemeijer wordt gesuggereerd. Vooral
de mutatieverwerking en het bijhouden van de
geschiedenis der percelen is zeer gecompliceerd.
Een diepgaande studie door een gespecialiseer
de researchgroep zal nodig zijn om een oplos
sing voor deze problematiek te vinden.
De kadastrale boekhouding wordt door de heer
Krietemeijer belicht als vierde hoofdgroep. Op
dit onderwerp wil ik in dit artikel niet ingaan,
omdat ik mij ten aanzien hiervan te weinig des
kundig acht. Wel wil ik ingaan op de uitspra
ken, die de heer Krietemeijer doet na zijn schets
van de kadastrale boekhouding.
Hij begint te stellen dat „deskundigheid, vol
doende om een middelgroot computersysteem
voor bijv. alleen geodetisch reken- en teken
werk van het Kadaster „aan de praat te krijgen"
bij het Kadaster vrijwel geheel ontbreekt". Dit
is naar mijn oordeel slechts ten dele juist. Er
zijn namelijk twee soorten deskundigen nodig
voor het „aan de praat krijgen" van een com
putersysteem. In de eerste plaats zijn deskundi
gen nodig op het gebied van de hardware en
harde software van de betreffende computer.
Met hardware wordt bedoeld de machinetech-
nische kant van de computer, terwijl de harde
software inhoudt de door de leverancier bij
geleverde programmatuur die noodzakelijk is
voor de goede werking van de computer. Bij
het kadaster bestaat alleen enige theoretische
deskundigheid ten aanzien van middelgrote
computers. Praktische deskundigheid op het ge
bied van kleine computers werd verkregen door
de sinds 1966 geïnstalleerde Zuse Z 25-com-
puter. In de tweede plaats zijn deskundigen
nodig op het gebied van systeemanalyse en
programmering voor de realisering van gebrui
kersprogramma's. Op dit gebied is, dacht ik,
wel enige deskundigheid aanwezig bij het Ka
daster. Bij alle door mij genoemde technische
projecten is kadasterpersoneel ingeschakeld,
terwijl de aanwezigheid van de Zuse Z 25-com-
puter ook bijgedragen heeft tot de automati
seringskennis van diverse personeelsleden van
het Kadaster. Tenslotte wil ik verwijzen naar
de artikelenserie van de heer Ph. J. J. Baart [8]
over automatisering die binnenkort zal verschij
nen in Geodesia.
Afgezien van de vraag of deskundigheid aan
wezig is, meen ik dat deze deskundigheid pas
nodig is op het moment dat de computer wordt
geïnstalleerd. Dat moment kan pas op zijn
vroegst 9 maanden na bestelling plaatsvinden
in verband met de levertijd, terwijl in de prak
tijk de aflevering van de computer gemiddeld
twee jaar na het besluit tot aanschaffing plaats
vindt. Deze termijn dient onder meer voor de
voorbereiding van personeel en projecten. De
noodzaak om op dit moment een middelgrote
computer „aan de praat" te krijgen is dus hele
maal niet aanwezig.
Verder concludeert de heer Krietemeijer uit het
vrijwel afwezig zijn van deskundigheid dat „het
zonder deze kennis zinloos is inspraak te wen
sen in mechaniserings- of automatiseringsactivi
teiten". Daar ben ik het niet mee eens. Bij
automatiseringsactiviteiten is een nauwe samen
werking tussen automatiseringsdeskundigen en
materiedeskundigen een eerste vereiste. Daarbij
wordt door de materiedeskundige uiteindelijk
bepaald wat er gaat gebeuren.
Even later betoogt de heer Krietemeijer dat „het
Kadaster over het algemeen volkomen bekwaam
is „haar eigen boontjes te doppen", behalve op
het gebied van de administratieve automatise
ring". Dit is volledig in tegenspraak met de
twijfels die de heer Krietemeijer heeft ten aan
zien van het „aan de praat krijgen" van een
middelgrote computer. Zelfs meent hij dat „het
coöperatieve vereniging
ingenieursbureau
185
vraagt op korte termijn
Salaris nader overeen
te komen.
Sollicitaties aan
Ingenieursbureau Van Steenis
Ml
nieuwe gracht 5-utrecht-tel.030-27645