BURENRECHT door J. H. van de Vrugt, leraar aan het Centraal Teken- en Opleidingsbureau van het Kadaster te Apeldoorn. Inleiding Tijdens een bijeenkomst studiebegeleiding voor het examen landmeetkundig ambtenaar A van het Kadaster werd mij gevraagd ook een dictaat te verstrekken over het burenrecht. Dit onder werp echter behoort niet tot het lesprogramma voor het CTO en evenmin tot het examen programma voor landmeetkundig ambtenaar A. Toch is de vraag die van buitendienst-ambte naren kwam, verklaarbaar. Men treedt op als „landmeter", wordt als zodanig wellicht betrok ken bij grensconflicten en „een landmeter weet alles van wat wel en wat niet mag t.a.v. onroe rend goed". Het is dan wat triest om te moeten erkennen dat men er niets van weet. Anderzijds moet men begrijpen dat het burenrecht geleide lijk aan betekenis inboet. Verschillende toe standen, die anderhalve eeuw geleden nog een normale zaak waren, komen thans niet of am per meer voor. Wel zijn er nieuwe mogelijk heden bijgekomen om te hinderen of gevaar te veroorzaken. Via wetten of verordeningen tracht men thans de leefbaarheid mogelijk te houden, ook al wint een bepaald algemeen belang het soms ten koste van een ander algemeen be lang (geluidshinder, gevolgen vestiging chemi sche bedrijven). Het burenrecht met zijn spelregels is echter nog niet geheel door speciale wetten of veror deningen vervangen. Het bestaat en het kan soms de strijd nog winnen van jongere wetten en verordeningen. Nu ik het toch in behandeling nam heb ik er geen selectie in toegepast. Beperkingen op het eigendomsrecht In artikel 625 van het Burgerlijk Wetboek (B.W.) wordt t.a.v. eigendom opgemerkt dat men hiervan o.a. geen gebruik mag maken, strijdende tegen de wetten of de openbare ver ordeningen en mits men aan de rechten van an deren geen hinder toebrengt. Wel is er uitzon dering denkbaar, immers er is een uitspraak van de Hoge Raad van 1934 in het geval van een tuberculeuze koe: „Aantasting van eens anders eigendomsrecht is niet onrechtmatig, in dien dit noodzakelijk is tot het afweren van een onmiddellijk dreigend ernstig gevaar voor het leven of de gezondheid van derden". In artikel 626 wordt nog eens nadrukkelijk vast gelegd dat weliswaar de eigenaar op de grond alle beplantingen kan doen en gebouwen stel len, maar er wordt aan toegevoegd „behoudens de uitzonderingen in de vierde en vijfde titel van het tweede boek gemaakt". De vijfde titel van het tweede boek van het B.W. is gewijd aan erfdienstbaarheden en de vierde aan de rechten en verplichtingen tussen eigenaars van naburige erven. Er is ondanks soms grote praktische overeen komsten tussen de gevallen, genoemd in deze beide titels, een groot verschil in achtergrond. Immers artikel 721 van het B.W. zegt: „Erf dienstbaarheid is een last waarmede een erf bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van een erf, hetwelk aan een andere eigenaar toebe hoort. Dezelve mag, noch ten laste, noch ten behoeve van een persoon, daargesteld worden". M.a.w. het is een zakelijk recht dat gevestigd kan worden en kan vervallen, bijv. in daarvoor in aanmerking komende gevallen door ver jaring. Artikel 672 zegt: „Er bestaan tussen de eigenaars van naburige erven rechten en ver plichtingen, welke voortvloeien hetzij uit de natuurlijke ligging der erven, hetzij uit de be palingen der wet". Ze bestaan dus, onafhanke lijk van de wil der eigenaren en kunnen niet vervallen. Anderzijds kan van deze rechten en verplichtingen wel bij onderling goedvinden af geweken worden. De oorsprong is oud, uit een tijd met heel wat minder wetten en verordeningen. Er wordt bijv. thans een bouwvergunning geëist bij het bouwen van een huis, en zo'n vergunning wordt niet afgegeven, indien het ontwerp niet aan bepaalde eisen voldoet en o.a. afbreuk doet aan het burenrecht. Vereist wordt als regel een aan sluiting op de openbare riolering. Ramen en deuren mogen niet naar eigen dunk worden aangebracht. 187

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 7