gaasoppervlak en de theoretische paraboloïde kunnen ontstaan. Er zijn in totaal 168 pennen, verdeeld over vijf concentrische ringen. Op iedere pen rust zowel de linkerzijde van een facet als de rechterzijde van het naburige facet. De radiale posities van de facetten werden hoofdzakelijk bepaald door de buitenste en de middelste ring van pennen, omdat de opleg plaatjes hier niet slechts op, maar ook achter de pen rusten (afb. 9). In overeenstemming met de praktijkregels werd besloten dat de pennen een nauwkeurigheid zouden moeten bezitten van 10% van de aan het reflectorvlak gestelde tolerantie-eisen of beter. Dit betekent dat de positie in radiale en ver- tikale richting binnen 0,3 mm van de theore tische plaats moet zijn. Voor de buitenste ring is 0,5 mm toelaatbaar. Ook moeten de pennen zuiver horizontaal zijn en loodrecht staan op de theoretische radiaal die weer door het mid den van de pen moet gaan. Voor het afstellen van de pennen zijn nagenoeg dezelfde meetmethoden toegepast als bij het opmeten van het reflectorvlak. De meetmetho den worden in de volgende paragraaf beschre ven. Eén kenmerkend verschil zal later ter sprake komen. Metingen aan het reflectorvlak Opgave was het verkrijgen van een beeld van de kwaliteit van ieder reflectoroppervlak door middel van een meetmethode waarbij de meet- onnauwkeurigheid tot een minimum beperkt moest blijven. Daartoe zijn per reflector een kleine 300 pun ten van het gaas gemerkt. De punten werden regelmatig in ringen over de verschillende typen facetten verdeeld. Er zijn twee identieke metingen uitgevoerd. De eerste meting na de assemblage, dus met de reflector geheel rustend op de pennen. De tweede meting nadat de reflector met ringligger 25 mm boven de mal was gehesen en alleen via de vier oplegvlakken van de ringligger op vier kolommen rustte. De laatste meting is ver richt om een inzicht te krijgen in de deformatie in de reflector in zenitpositie. De meting bepaalt de x- en y-coördinaat van het meetpunt. De bij de gemeten x-waarde horizontale afstand van meetpunt tot diepte punt reflector) behorende theoretische y-waar- de wordt vergeleken met de gemeten y-waarde vertikale afstand van meetpunt tot referen tie vlak). Het verschil 6y kan worden gemodifi ceerd tot een afwijking &y' loodrecht op het parabooloppervlak door vermenigvuldiging met de cosinus van de hoek die de raaklijn aan de parabool ter plaatse van het meetpunt maakt met de horizontaal. Deze öy' moet aan de ge noemde eisen voldoen. Y-coördinaat (afb. 9) Op een in hoogte instelbare kolom in het mid den van de reflectormal wordt een automatisch waterpasinstrument bevestigd (afb. 8). Op enige plaatsen in de mal (aan de vier vaste ko lommen voor de ringligger) bevinden zich re- ferentievlakken op een nauwkeurig bekende hoogte. Uit een aantal staven met nauwkeurig bekende lengte (afwijking kleiner dan 0,01 mm) wordt een maatstok samengesteld met aan de top een schaal met mm-verdeling. Wanneer deze maatstok op het referentievlakje wordt gezet, kan op de schaalverdeling de vi zierlij nhoogte worden afgelezen. Op de meet punten wordt een baken met mm-verdeling aan het gaas gehangen. Door de aflezing op het baken van de vizierlijnhoogte af te trekken wordt de y-coördinaat van het meetpunt ge vonden. X-coördinaat (afb. 10) Uitgegaan wordt van nauwkeurige afstands- merken op de vloer. Deze merken zijn met een theodoliet in de oorsprong in de juiste radiaal gericht. Zij zijn met speermaten vanuit de oorsprong uitgezet. Een speermaat bestaat uit een houder, opge vuld met zeer nauwkeurig in lengte bekende metalen blokjes van diverse lengten (tot twee meter toe). Aan beide einden bevinden zich af- leesstiften. Een boogmal, met als contour de cirkel ter plaatse met het middelpunt in de oorsprong, wordt horizontaal op de plaatjes gezet (afb. 11). Een maatlat, gericht naar de oorsprong, ligt zuiver tegen de boogmal. Vanuit het meetpunt wordt een schietlood boven de maatlat neer gelaten en de x-waarde afgelezen. 227 10. Principe x-meting gaasoppervlak.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 11