haalde metingen werd zelden een verschil van
meer dan 0,5 mm gevonden.
Afb. 12 laat een histogram zien waarin de
verdeling van de gemeten afwijkingen 6y is
uitgezet. De afbeelding geldt voor de binnen
rand van de buitenfacetten van de tweede re
flector. Duidelijk is te zien dat de distributie
van de fouten gaussisch van vorm is met een
breedte aan de basis die, behoudens drie ge
vallen in opgetilde stand, kleiner is dan de
tolerantie-eis van 6 mm top tot top. De ver
deling ligt bovendien redelijk ter weerszijden
van de nul. Met de reflector op steunpunten
blijken de meetpunten iets door te zakken. Vrij
wel alle histogrammen geven een dergelijk
beeld.
Slotopmerkingen
Over het algemeen is de kwaliteit van de re
flectoren goed. Weinig punten vallen buiten de
tolerantie-eisen van het bestek, terwijl ook de
gemiddelde waarden van de metingen van de
ringen ver binnen de eisen liggen. Een uitzon
dering vormen de centraalfacetten, die conse
quent te hoog liggen, en de middens van de
buitenfacetten die 1,5 tot 3 mm te laag liggen.
De deformaties in de opgetilde reflectoren zijn
gering en kleiner dan de voorspelling was.
Aannemende dat de vorm van de reflector be
waard blijft na buitenmontage op de declinatie
constructie, zal de reflector van goede kwali
teit zijn tot golflengten van 5 a 6 cm.
5. METINGEN AAN DE RAILBANEN
Algemeen
Reeds verschillende keren zijn de rijdende
telescopen ter sprake gekomen.
Zij rijden met aangedreven steunwielen op
twee ca. 320 m lange railbanen aan de oost
flank van de S.R.T. (afb. 2). De rails zijn voor
dit doel aan drie zijden vlak geschaafd. Ze
werden in stukken van 12 m aangevoerd en ge-
Voor iedere reflector is een „root mean square"
(r.m.s.) deviatie ten opzichte van de theore
tische parabool berekend. De r.m.s. verkrijgt
men uit de formule:
l /[(87)2j
r.m.s. --
n1
waarin n aantal afwijkingen by'.
De tabel geeft een overzicht van de reflectoren
2, 3 en 4. De afwijkingen by' zijn niet gewogen
met het oppervlak dat elk meetpunt vertegen
woordigt, maar aangezien de meetpunten vrij
regelmatig zijn verdeeld zal bij wegen niet veel
veranderen.
Ook zijn rendement en gaastransmissie uitge
rekend.
monteerd op een, in een zware, onderheide
betonfundering gestort I-profiel.
Bij de afstelling van de rails werd de volgende
procedure gevolgd:
1. Voorlopig afstellen.
2. Opmeten afwijkingen in noord-zuid richting
en hoogte.
3. Opmeten ruimte tussen de onderkant van de
rails en bovenkant vlak geschaafd I-profiel.
De rails rustten hierbij op tijdelijke con
soles.
4. Aan de hand van de metingen 2 en 3 de
dikte van de vulplaten vaststellen.
5. Aanbrengen vulplaten en voorlopige beves
tiging van de rails.
6. Controlemetingen.
7. Definitieve bevestiging rails met voorspan
bouten.
Alleen de punten 2 en 6 zijn meettechnisch
gezien interessant, daar slechts een afwijking
van één mm, zowel in hoogte als in noord-zuid
richting van een bepaalde maat uit de schaduw
lijn, voor alle punten van de rails toelaatbaar
geacht werd! Om aan deze eis te voldoen zijn
de rails met aligneerapparatuur uitgelijnd.
229
r.m.s. deviatie (mm)
rendement
gaastransm.
refl. nr.
in mal
op st. ptn.
op
golflengten (cm)
21
11
6
21
11
6
2
1,60
1,70
0,995
0,96
0,88
0,5%
1,5%
5%
3
1,95
1,90
0,99
0,95
0,85
0,5%
1,5%
5%
4
1,65
1,45
1.0
0,97
0,91
0,5%
1,5%
5%