EINDEXAMEN 1 970
HOGERE TECHNISCHE SCHOOL VOOR DE BOUWKUNDE TE UTRECHT
afd. LANDMEETKUNDE
LANDMEETKUNDE I
Tijd: 2 x/2 uur
1. In de eindpunten van een bijzonder korte
zijde van een veelhoek richt men op de spits
van een verre toren, waarvan de coördinaten
bekend zijn.
Gevraagd:
a. Hoe vereffent men deze veelhoek?
b. Waarom is een korte zijde in een veel
hoek ongunstig als men geen bijzondere
maatregelen treft?
c. Waarom vervalt dit bezwaar als men een
verre toren inschakelt?
2. De vertikale rand van een theodoliet heeft
een doorgaande becijfering tot 400 gr en is
voorzien van een alhidadeniveau.
In stand 1 (R.L. Rand Links) van de
kijker leest men elevatiehoeken af. Men richt
op een punt P en leest in twee standen van
de kijker af.
Aflezingen:
R.L.: 32.4769 gr.
R.R.: 167.5207 gr. (doorgeslagen)
Gevraagd:
a. De gecorrigeerde elevatiehoek.
b. de indexfout.
c. Waarom gebruikt men bij voorkeur een
instrument met een alhidadeniveau?
3. Bogen.
Berekeningen kunnen met de rekenlineaal
uitgevoerd worden. Ontbrekende gegevens
kunnen in bijgaande figuur worden uitge-
past. In deze figuur is de richtingslijn van
een willekeurige kromme op het terrein, ver
vangen door een rechte (Nalenz-methode).
De maateenheid waarmee 1 radiaal langs de
cp-as is uitgezet c,p 45 cm, de maateen
heid waarmee 1 m van de boog langs de b-as
wordt uitgezet ch 0,1 cm. Bovenge
noemde rechte is de richtingslijn van een
cirkel, die op het terrein moet worden uit
gezet. De b-as is tevens de richtingslijn van
de rechtstand op het terrein, die door een
klotoïde met de cirkel moet worden verbon
den.
-as
b-as
Gevraagd:
a. Waarom gebruikt men overgangsbogen?
b. Waarom streeft men ernaar de overgangs-
boog niet langer te maken dan strikt
nodig is?
c. De straal van de cirkel.
d. Construeer de richtingslijn van de klo
toïde in bijgaande figuur. Klotoïde: A-
RL 38000 m-\
e. Als men voor A2 een andere waarde ge
kozen zou hebben, zou de cirkel dan op
dezelfde plaats op het terrein uitgezet
worden? Waarom?
4. a. Bij het verzamelen van meetcijfers voor
een grootte-berekening worden steeds
overtallige gegevens gemeten. Wat ver
staat men hieronder en waarom worden
deze bepaald?
b. Op welke wijzen kan een numerieke
groottebepaling worden gecontroleerd?
c. Van welke percelen kan, welke methode
men ook toepast, de grootte slechts met
een beperkte nauwkeurigheid worden
vastgesteld? Toon dit aan.
d. Hoe moet de berekening van de lengte
van een quasi loodlijn tussen twee ge
meten loodlijnen bij de groottebepaling
uit meetcijfers gebeuren, aannemende
dat de loodlijnen neergelaten zijn? Moti
veer uw werkwijze.
249