met behulp van steeds groter wordende radio telescopen (afb. 1) gaan opvangen. Door de verbluffende ontdekkingen die in de loop van de jaren zijn gedaan, is de radio-astronomie een geheel nieuwe tak van wetenschap gewor den. Men heeft o.a. gebieden kunnen onder zoeken die met optische telescopen onbereik baar zijn door uitgestrekte wolkenvelden die tussen de sterren ronddrijven. Radiogolven dringen nagenoeg ongehinderd door deze wol ken. Ook erupties en explosies in het heelal kunnen beter onderzocht worden doordat in bijzonder sterke mate bij alle explosieve ver schijnselen radiogolven worden uitgezonden. Een van de specifieke moeilijkheden bij radio- astronomisch onderzoek is de vervaging van de „beelden". Bij een normale radiotelescoop met een reflectordoorsnede van 25 m (b.v. de radio telescoop in Dwingeloo) kan men details klei ner dan een halve graad (ongeveer de grootte van de maan aan de hemel) niet meer onder scheiden. Dit in tegenstelling tot een spiegeltelescoop waar details van enkele tienden van boogsecon- den gezien kunnen worden. De mate van ver vaging van het beeld (m.a.w. het oplossend vermogen van de telescoop) is evenredig met de golflengte van de straling en omgekeerd evenredig met de reflectordiameter van de telescoop. Zou men een radiotelescoop willen bouwen met hetzelfde oplossend vermogen als een spie geltelescoop van één meter doorsnede, dan zou de diameter van de reflector ruwweg 1000 km worden, aangezien radiogolven ongeveer één miljoen maal langer zijn dan lichtgolven. Constructief is zo'n radiotelescoop niet uitvoer baar. Om toch minder vage beelden te krijgen maakt men thans gebruik van het principe van de interferometrie, waarbij, samen met twee op verre afstand van elkaar staande radiotelesco pen, heel fijne radiodetails waargenomen kun nen worden. Dit gebeurt door het op geschikte manier laten samenwerken van de ontvangen radiogolven. Om een volledig beeld te krijgen zou men een veld vol radiotelescopen op alle mogelijke af standen van elkaar en in verschillende rich tingen moeten laten interfereren. Dit denkbeeld is in de praktijk niet realiseerbaar, hoofdzake lijk door de veel te grote ingewikkeldheid van de nodige elektronica. Gelukkig blijkt het mogelijk te zijn te volstaan met twee loodrecht op elkaar staande stroken van radiotelescopen, een kruis als het ware, en zelfs met slechts één oost- en één westarm van het kruis! Het principe om door een verzameling van identieke radiotelescopen één grote radioteles coop na te bootsen blijft nl. gelijk. De waarnemingen in de noord-zuid richting verkrijgt men dan door oorspronkelijke waar nemingen met zes uur later gedane waarne mingen te combineren. In zes uur tijd immers draait de projectie van de oost-west strook op de waargenomen hemelstreek over 90 graden. Men moet bij dit systeem wel een langere tijd waarnemen. Een centrale rekenmachine ont vangt de diverse waarnemingen via kabels en „synthetiseert" ze achteraf tot een beeld. Van daar ook de naam: „Synthese Radiotelescoop". De S.R.T. in het bijzonder De S.R.T. bestaat uit 12 identieke radioteles copen, waarvan tien vast met onderlinge af standen van 144 m en twee rijdend aan de oostflank op 300 m lange rails (afb. 2). 220 1. Een radiotelescoop. ichaduwlijn irdbaan eindpijler l - hoofdpijler O - hulppijler O pijler met centreerplaat 2. De plattegrond van de S.R.T.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 4