- - -ï- E E Bij een eenmaal vastgestelde waarde voor a ligt de kritieke waarde voor X2 vast. De methode van toetsen is nu als volgt. Bereken X1 en besluit tot overmeten als deze waarde groter is dan de kritieke waarde. De kans dat ten onrechte over gemeten wordt is de fout van de eerste soort. Als a 5% dan bedraagt de kritieke waarde voor X2 5,99. In het meerdimensionale geval wordt X2 als volgt berekend: Dit geldt als de grootheden xniet correleren. X2 is samengesteld uit m kwadraten. Dit aantal noemen we het aantal vrijheidsgraden van X2. Daarom schrijven we ook X2m. De midwaarde van X2 is gelijk aan het aantal vrijheidsgraden. Dit is niet bevredigend. Daar om delen we X2m door het aantal vrijheids graden. De nu verkregen grootheid heeft een midwaarde gelijk één en zijn kansverdeling staat in de statistische literatuur bekend als de Fm>0o- verdeling F van de statisticus Fisher). Toetsing heeft nu plaats met de F„ioo-verdeling die uitvoerig is getabuleerd en waarvoor nomo- grammen bestaan. Berekening van X2m en dus van Fm oo kan alleen als de midwaarden van de waarnemingsgrootheden bekend zijn. De veref feningstheorie leert ons dat van twee typen grootheden de midwaarden bekend zijn. De midwaarden van de sluittermen en die van de correcties aan de waarnemingen zijn namelijk nul. Deze grootheden zullen dan ook bij de toet sing gebruikt worden. Tot nu toe is steeds verondersteld dat de waar nemingsgrootheden waaruit de F-waarde bere kend wordt, niet correleren. In het algemeen zal er correlatie optreden. Berekening van X2,,, en dus ook van Fmoo gaat dan ook iets ingewik kelder. Het kwadraat van de „afstand" X2m wordt dan berekend volgens X>„= E E 6, <*-■*> <*'-»> a~ waarin a2 de variantiefaktor voorstelt en gtj de gewichten. Deze begrippen zullen niet nader uit eengezet worden maar verwezen wordt naar de H.T.W. 1956. Een voorbeeld van toetsing met bovenstaande formule kan toegelicht worden met een drie hoeksketting met alleen richtingsmeting. De sluittermen t van de driehoekvoorwaarden cor releren, de midwaarden zijn alle nul, dus geldt: De som 2 2 g,„ F 'r wordt wel de waarneming van de verschuivingsgrootheid E genoemd. De F-waarde aangeduid met Fi ao wordt berekend volgens F4>oü 1 X24. Of we nu de X24- of F-waarde beschouwen is van geen belang, hoewel de F-toets veelal ge bruikt wordt. Hoe toetsen we nu? De gemiddelde waarde van F4oo is gelijk 1. Een sterk van 1 afwijkende waarde wijst op het voorkomen van meetfouten. We spreken weer een kritieke zone af, zo ge kozen dat de kans dat een F-waarde hierin valt klein is. Deze kans wordt vastgesteld op 100a%. Is de berekende F-waarde groter dan de kri tieke waarde - aangeduid met Fl_a.4i00 - dan verwerpen we onze metingen. Waar de fout zit, of niet zit, weten we nog niet. Een bekende eigenschap uit de vereffenings theorie leert ons dat voor de waarneming van de verschuivingsgrootheid E ook geschreven kan worden: E 2S&,tM'= 2 2 gn e' e' waarin b het aantal voorwaarden is en e' de correcties van de m waarnemingen voorstellen. De elementen van de matrix van de gewichten worden aangeduid met gn. Als er geen corre latie is dan geldt: E [g£E] of E [gvv] 298 i i Xi m m i=i j=i Figuur 9. O 1 T 1 4, oo Figuur 10. b b mm pi i i i i i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 10