-(")'* ty (5 is weer de kans dat een waarneming in het kritieke gebied valt als de alternatieve hypo these Ha juist is. Hoe groter de afstand tussen de beide centra van de verdelingen des te groter is het onderscheidingsvermogen (3. Anders ge zegd: als het kwadraat van de afstand - X,„ ge noemd - toeneemt, neemt ook p toe. Evenzo neemt p ook toe als toeneemt. Het onder scheidingsvermogen p is dus een functie van de onbetrouwbaarheid a en van X„r Dus: P P a, m, ooX,„ waarin m, oo vrijheidsgraden voorstellen. In de praktijk van het meten kennen we X„, niet, immers zou dit het geval zijn, dan zouden we onze metingen corrigeren. We stellen daarom een onderscheidingsvermogen p0 en onbetrouw baarheid u vast waaruit dan berekend wordt Xn- Deze berekende waarde X0 stellen we gelijk aan: Zonder verdere aanname zijn we nog even ver, want vx en vy kunnen we hieruit niet oplos sen. We moeten dus een relatie tussen vx en vy kennen willen we de vergelijking kunnen oplossen. In de praktijk kennen we de relatie veelal niet. We weten immers niet in welke richting het centrum van de verdeling verscho ven ligt. Nood breekt wet. We stellen daarom eerst als alternatieve hypothese dat vy nul is en Vx niet. We kunnen dan de grenswaarde vjjx berekenen (ter onderscheid index nul toe gevoegd). Vervolgens stellen we als tweede al ternatieve hypothese dat va nul is en vy niet en berekenen dan de grenswaarde vjjy. De op deze wijze berekende grenswaarde vuy wil dus zeggen dat in I00p% van de gevallen een fout in y ter grootte van de grenswaarde vjjy ontdekt zal worden mits in x geen fout ge maakt is. Hetzelfde geldt als we x en y verwisse len. Het komt er dus op neer dat we ééndimen sionaal toetsen als we op deze wijze de grens waarden berekenen. Zoals we weten is X» een functie van a, pn en het aantal vrijheidsgraden m, in dit geval twee. Voor de ééndimensionale toets gebruiken we dezelfde waarde voor X» en p„. Dan volgt hieruit de onbetrouwbaarheid a„ voor de ééndimensio nale toets. De onbetrouwbaarheden a,, en a hangen dus van elkaar af. In de geodesie kennen we van onze waarnemin gen de midwaarden niet. zodat voorgaande theorie zonder meer niet toepasbaar is. Stel dat we een kringnet gemeten hebben. Hoe kunnen we dan onze meetresultaten toetsen? Het kans model van onze waarnemingen is bepaald uit vroegere experimenten. Het aantal voorwaardc- veraclijkingcn b ligt vast. Uit de berekening van de sluittermen en de bijbehorende gewichtsco- efficiënten kunnen we een waarneming van de verschuivingsgrootheid E berekenen. We weten 1 E dat -5- -f- een Eb ^-verdeling heeft, a- b We stellen «(l en p(l vast. Waaruit we de onbe trouwbaarheid (x kunnen berekenen uit P„ p (x. b, co, X„] p 1. =c- O j We komen nu tot verwerping van onze metingen als geldt: 1 F er O De zogenaamde B-methode van toetsen van prof. Baarda stelt ons nu in staat de foutieve waarneming(en) op te sporen. We gaan daartoe de waarnemingen als volgt één voor één toetsen. We veronderstellen in één enkele waarneming een fout en in de overige niet. Deze betreffende waarneming toetsen we ééndimensionaal met behulp van de correctie die hij tengevolge van de vereffening krijgt. Dit is mogelijk omdat de midwaarde van de correctie nul is. De onbe trouwbaarheid voor de ééndimensionale toets: dn was tevoren reeds vastgesteld. Berekening van grenswaarden is nu ook mogelijk geworden. Dit proces herhalen we voor elke waarneming. De waarnemingen die op grond van het krite- rium verworpen worden, komen natuurlijk niet allemaal in aanmerking om over gemeten te worden, omdat de correcties correleren. De waarnemingen waarvan de correcties gedeeld door hun standaardafwijkingen het meest van nul afwijken en verworpen worden, komen het eerst voor overmeting in aanmerking. Of nu één- of veeldimensioncel getoetst wordt, de B-me- thode van toetsen geeft praktisch identieke re sultaten. De B-methode van toetsing biedt dus een mogelijkheid tot opsporing van fouten in tegenstelling tot de methode van toetsing be schreven in de H.T.W. 1956. De grenswaarden zijn mede afhankelijk van de constructie van het net. Als de waarnemingen slecht gecontroleerd zijn, zullen de grenswaar den groot worden. Bij verkenning van een net moet er naar gestreefd worden dat de grens waarden ongeveer gelijk zijn. Po p j a, m, ooXf, Po P et, m, coX,,p j 1coX„ j o 1 *1 -b.oc 300

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 12