v=o Als wc voor u 5% kiezen dan bedragen de kri tieke waarden 1,96 X a,. 2,77 cm. Treedt er nu tussen en l2 een verschil op groter dan deze kritieke waarden dan zeggen we dat er een meetfout gemaakt is. Als het verschil tussen heen- en terugmeting een halve meter bedraagt, zal niemand twijfelen aan de beslissing tot overmeten op grond van het kriterium |v| 2,7 cm. Als het verschil tussen heen- en terugmeting 3 cm bedraagt, nemen we dezelfde beslissing: overmeten. Is deze beslissing nu juist of niet? Het is best mogelijk dat dit verschil een toe vallige uitschieter is en dan nemen we dus een foutieve beslissing. In de statistiek wordt dit ge noemd het maken van een fout van de eerste soort d.i. het ten onrechte verwerpen van de nulhypothese (voor niets overmeten). Hier te genover staat het ten onrechte aanvaarden van de nulhypothese. Hier komen we later op terug. De kans op het maken van een fout van de eerste soort wordt veelal klein gehouden, 5% of zelfs 1 °/00- In het tweedimensionele geval kunnen we een soortgelijke redenering opbouwen. Stel dat we twee waarnemingsgrootheden _x en y hebben die niet correleren en normaal verdeeld zijn. Pun ten met gelijke kansdichtheid liggen op een stelsel concentrische cirkels bij goed gekozen maateenheden op de assen (bijv.en De kans dat een waarnemingsgreep „ver" weg ligt van het centrum van de verdeling (middel punt concentrische cirkels) zal niet groot zijn. Buiten een cirkel met voldoend grote straal zullen dus bijna geen waarnemingen voorkomen. We stellen weer een kans vast waardoor we een straal van een cirkel kunnen berekenen die een praktisch variatiegebied B oplevert. Valt een waarnemingsgreep x,y in het praktisch variatiegebied dan aanvaarden we de waar nemingen. Dit is duidelijk een afspraak. Maken we u kleiner dan wordt het praktisch variatie gebied B groter. In het tweedimensionele geval speelt de afstand van het waarnemingspunt (x, y) tot het centrum van de verdeling kennelijk bij de toetsingstheorie een grote rol. We rekenen deze afstand uit en kijken of deze groter dan wel kleiner is dan de straal die het praktisch variatiegebied B aan geeft. In plaats van de afstand zelf, kunnen we ook het kwadraat ervan beschouwen. Duiden we dit aan met het symbool X2 dan krijgen we - de maat eenheden op de assen in aanmerking genomen - X1 is dus een stochastische grootheid waarvan de kansverdeling afhangt van de kwadraten van x enj; die zelf niet correleren. X2 heeft niet een normale verdeling immers X2 is steeds positief. 297 2.5% V-as kritieke waarden Figuur 6. Gx Q u verwerpen Figuur 7. 2ZZZ kritieke zone Figuur 8.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 9