opgaande muren is minder juist. Deze kaarten worden gebruikt voor het ontwerpen en uit voeren van technische werken en de beschikbare ruimte tussen een gebouw en het uit te voeren werk wordt niet bepaald door de afstand tot de opgaande muur, maar meer door de afstand tot de hoger gelegen dakoverstekken, balkons e.d. Uit mijn raam op de 14e verdieping van het Rijkskantorengebouw in Arnhem kijk ik over een gedeelte van de nieuwe woonwijk Presik- haaf. Op maaiveld genomen foto's mogen ver duidelijken wat bij het bovenaanzicht van de gebouwen opvalt. Op de dieper gelegen funda menten zal ik in het verband met dit verhaal niet ingaan. De balkons van het op foto 1 afge beelde gebouw hangen ongeveer 2 m boven maaiveld. Hoewel ze bij een terrestrische meting niet zullen worden opgemeten, bepalen ze wel de afstand tot het gebouw, evenals de trap op foto 2. Het meten van een opgaande muur op foto 3, in de zin van het uit het maaiveld te voorschijn komen, lijkt niet mogelijk. Dit ge bouw kan alleen maar juist worden voorgesteld door zijn dakomtrek. Hetzelfde geldt b.v. voor de Aula van de T.H. in Delft en de huidige win kelcentra zijn eenvoudig niet door een terres trische meting op een kaart juist af te beelden. Zie foto 4 en 5. Gesteld kan worden, dat in al deze gevallen de luchtfoto uitkomst biedt. Zonder meer kan het bovenaanzicht en dus de projectie van het geheel gekaarteerd worden, terwijl bovendien nog de mogelijkheid bestaat de hogere en lagere ge deelten aan te geven. Voor de kadastrale kaarten is het in wezen niet anders, doch helaas doet zich hier de omstan digheid voor, dat luchtfoto's pas in de laatste 30 jaar ter beschikking kwamen voor karto- grafische doeleinden en dat alle gebouwen reeds voorgesteld waren en nog voorgesteld worden door de omtrek van de opgaande muren. In hun relatie tot de technische kaarten geeft dit grote moeilijkheden bij de identificatie van kadastrale grenzen, die, waar mogelijk, steeds t.o.v. die opgaande muren zijn vastgelegd, direct of in direct door het vastleggen van meetlijnen aan die opgaande muren. In hermeten gebieden zijn deze moeilijkheden met de identificatie van kadastrale grenzen op fotogram metrisch vervaardigde technische kaar ten eenvoudig op te lossen. De meetkundige grondslag die gediend heeft voor de kadastrale hermeting, zal gewoonlijk geen direct verband hebben met de meetkundige grondslag die moet dienen voor de vervaardiging van de fotogram- metrische kaart. Punten van de kadastrale grondslag zullen daarom gesignaliseerd of aangemeten moeten worden aan de meet kundige grondslag van de fotogrammetrisch te vervaardigen kaart, zodat weliswaar gewijzig de coördinaten van die kadastrale punten ont staan, maar die, gekaarteerd op de fotogramme trisch gekaarteerde kaart samen met de andere grondslagpunten een homogeen geheel zullen vormen, zodat de identificatie van de kadastrale grens geen moeilijkheden meer kan opleveren. Hetzelfde geldt voor niet hermeten gebieden, waar kadastrale grenzen zijn opgemeten aan een 330 Foto 1 Foto 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1970 | | pagina 10